woensdag 9 juli 2008

Er zit een olifant in uw Trabant

Aan de overkant, in Engeland,
zul je nooit een Trabant over de weg zien gaan
met een olifant er achteraan

Want in Engeland kronkelen en golven de wegen
en liggen de tegenliggers altijd tegen
en het wegdek is er glad als ei met spek in de regen
dus moet de olifant maar op de achterbank mee

In Engeland, aan de overkant van de zee
gaan alle andere auto’s verbaasd aan de kant:
“in die Trabant zit een olifant!”


In Berlijn, waar geen Trabanten meer zijn
zul je nooit een olifant op straat horen trompetteren
terwijl op zijn rug een Trabant ligt te tetteren

Want de muur is gevallen en de grenzen zijn open
en de houdbaarheidsdatum van de Trabant is verlopen
en in Berlijn mogen olifanten niet op straat los lopen
dus moet de olifant maar op de achterbank gepropt

In Berlijn wordt al het verkeer gestopt:
“Meneer, wat is hier aan de hand?
In uw Trabant zit een olifant!”


In stad en land, je hoort het overal:
“Wat is dat op uw achterbank?”
“Er zit een olifant in uw Trabant!”
Is dat zo raar?
Als het niet anders kan dan moet het maar.

Lees je eigen brein

Het wiel is weer eens opnieuw ontdekt, in Berlijn deze keer. Een team onder leiding van John-Dylan Haynes aan het Bernstein Center for Computational Neuroscience heeft vastgesteld dat de beslissing om op een knopje links dan wel rechts te drukken zeven seconden eerder in het brein te zien is dan dat de proefpersonen aangeven hun beslissing te nemen. NRC Handelsblad meldt daarom op de voorpagina dit weekend: ‘Een vrije wil? Dat mocht de mens willen’.
Allereerst, zonder ironie: zeven seconden is een hele vooruitgang. Bij het vorige experiment dat bewees dat de vrije wil niet bestaat was het nog maar 300 milliseconden. Maar zoals Daniel Dennett opmerkt, die ook in het NRC-artikel om zijn mening wordt gevraagd: het is een heel knap onderzoek, maar de uitkomsten zijn alleen schokkend voor mensen die zich de vrije wil voorstellen als een centraal bewustzijn dat over de hersenen regeert. Alsof er, zoals hij het noemt, een ‘homunculus’ in je brein zit.

Inderdaad heb je dit soort scans niet nodig om sceptisch te staan tegenover je bewuste keuzes. Iedereen die net als ik moeite heeft met kiezen op de menukaart, weet dat de keuze er niet beter op wordt naar mate je er langer over nadenkt: je krijgt alleen maar meer spijt dat je de zwaardvis niet genomen hebt. En iedereen heeft wel eens een vriend of vriendin oprecht horen ‘twijfelen’ over het voortzetten van een studie of relatie, en daaruit afgeleid dat het afgelopen is. Bewust ergens bij stilstaan is dus een onvoldoende criterium voor de rationaliteit van een keuze. Dat geldt zelfs voor bij uitstek rationele keuzes als het al dan niet afsluiten van een hypotheek: ook dat is onderzocht, en het blijkt dat mensen die er langer over nadenken geen betere hypotheken afsluiten.
En ja, hoe vrij is het bewustzijn nou eigenlijk? Ik ga niet uitweiden over het gedachtenexperiment ‘denk niet aan een olifant’. Er zijn interessantere voorbeelden: een naam die op het puntje van je tong ligt, een gezicht uit je hoofd beschrijven of natekenen, het linguïstische onderscheid tussen ‘competence’ en ‘performance’. Allemaal voorbeelden van bewustzijn dat tegen zijn eigen grenzen stoot, en niet kan verklaren waar het alles vandaan haalt. Volledig geleid worden door je heen en weer schietende bewustzijn zou waarschijnlijk in verminderde mate, en misschien zelfs helemaal niet als rationeel handelen te herkennen zijn.
Kortom, ik word niet in mijn wereldbeeld geschokt door de mededeling dat mijn bewustzijn zeven seconden achter mijn links-of-rechts kiezende knobbel aan hobbelt. Het zou vervelender zijn als het bewustzijn, dat toch het leven de moeite waard maakt, helemaal niks in te brengen had en alleen maar zijn lichaam/brein zag handelen. Gelukkig volgt dat daar ook niet uit. Daarvoor moet je namelijk weer uitgaan van het bewustzijn als ‘homunculus’ die zijn zetel in het brein heeft. En zelfs dan: soms is toekijken genoeg om de baas te zijn. Het souvereine bewustzijn dat door Haynes et al. weer eens van zijn zetel gestoten wordt, lijkt nog het meest op een voorbeeld van hoe het niet moet uit een managementhandboek.

Dat alles is geen reden om dit soort neuropsychologisch onderzoek te bagatelliseren. Verdedigers van de bewuste vrije wil zouden kunnen opwerpen dat de keuze voor een knopje links of rechts niet representatief is voor de complexe en meer relevante keuzes die we dagelijks maken, en dat ook een bewustzijn dat achter de impulsen aanloopt nog altijd kan functioneren als controle-mechanisme. Dat is allebei waar maar daarom nog niet overtuigend.
Inderdaad is de keuze voor een knopje tamelijk willekeurig, zelfs in vergelijking met de keuze op een menukaart of de keuze wat je vandaag zult aandoen. Maar zoals hierboven al betoogd, wordt het keuzeproces niet transparanter doordat je er langer bij stilstaat. En wat de effectiviteit van het bewustzijn als controle-mechanisme betreft: probeer maar eens van de koekjes af te blijven door jezelf continu te vertellen dat je van de koekjes af moet blijven, of met goede voornemens je slechte karaktertrekjes kwijt te raken.
Het grote probleem van deze ad-hoc-argumenten is dat ze de vrije wil nog steeds presenteren in termen van ja/nee-keuzes. De rol die het bewustzijn daarin kan spelen door introspectie, correctie naderhand en goede voornemens, komt neer op jezelf africhten. Je hebt dan nog steeds een kleine manager in je hoofd rondlopen, die op je vingers kijkt en memo’s stuurt.

Als we van die malfunctionerende homunculi af willen komen, kunnen we beter over keuzes denken in termen van zelfverwerkelijking en reflectie op doeleinden. Ik heb geen bewustzijn nodig om een keuze-algoritme uit te voeren. Ik heb wel een bewustzijn nodig om te bedenken wat ik wil worden, interessante dingen te leren of een goed recept voor zwaardvis te bedenken. Bijkomend voordeel is dat ik me daarvoor het bewustzijn niet hoef voor te stellen als een homunculus, maar kan leven met een bewustzijn dat over het brein versnipperd is of uit meerdere simultane processen bestaat.
Een van de belangrijkste dingen die het bewustzijn doet, is fantaseren. Een sceptische neuropsycholoog zou kunnen zeggen, dat het bewustzijn fantaseert terwijl het brein redeneert. Maar dat zou toch wel een beperkte opvatting van redeneren zijn. Redeneren is namelijk meer dan opties afwegen op basis van gegeven evaluaties en geschatte mogelijkheden. Je moet ook bedenken wat je wilt, en nog onpersoonlijker: hoe je wilt dat dingen zouden zijn. Zonder die reflectie ben je geen redelijk wezen, maar een keuzemachine.
Natuurlijk moet je wel meer doen dan fantaseren alleen: je moet ook je verlangens kritisch bezien, en voortdurend je beeld van de werkelijkheid bijstellen op basis van de meest recente input. Creatief redeneren gaat gepaard met een soort van functionele schizofrenie: een deel van je bewustzijn schiet heen en weer, associeert en fantaseert erop los terwijl een ander deel nuchter toekijkt. Wat je daarmee inlevert aan ‘rationele autonomie’, verdien je weer terug met een creatievere en minder beperkte opvatting van rationaliteit. En als daarmee het concept ‘vrije wil’ zo vaag wordt dat je net zo goed kunt stellen dat de vrije wil niet bestaat, dan word ik er des te minder door geschokt als op de voorpagina van de NRC staat dat de vrije wil niet bestaat.

Niki Korteweg, “Wilt u dit lezen? De vrije wil is een welkome illusie”, NRC Handelsblad, 6 juli 2008
Chun Siong Soon, Marcel Brass, Hans-Jochen Heinze & John-Dylan Haynes: “Unconscious determinants of free decisions in the human brain”, Nature Neuroscience 11 (5) pp. 543 - 545