woensdag 30 april 2008

The Cubic Sphere

Dit stuk sluit aan bij het vorige, onder de titel Arts in Action. Het idee dat hier te berde wordt gebracht onder de titel The Cubic Sphere is minstens even oud, maar omdat de gedachten erover weer begonnen te borrelen na een gesprek met Tine Wilde en twee symposia waaraan René Gabriëls deelnam, is het niet misplaatst om hun ideeën hier als kapstok te gebruiken.


The Cubic Sphere

René Boomkens en René Gabriëls pleiten in Krisis (#4, 2007) voor 'Filosofie als vrijmoedige kennispolitiek'. Filosofen zouden zich niet alleen moeten richten op vakgenoten maar zich ook in de arena van het publieke debat moeten werpen, betogen zij, en de manier waarop universiteiten onderzoek belonen en aansturen maakt dat steeds moeilijker. Die beoordelings- en beloningsstructuur legt namelijk aanzijdig de nadruk op peer-reviewed bijdragen in internationale, Engelstalige tijdschriften.
Dit zien Boomkens en Gabriëls als een verarming van de filosofie én van het publieke debat. De kritische rol die filosofen kunnen vervullen ten opzichte van andere wetenschappen, ten opzichte van de maatschappij en vooral met de blik op de relatie tussen die twee, blijft onvervuld; prominente publieke denkers als Scheffer, Verbrugge, Cliteur en Van Middelaar maken zich eerder dienstbaar dan dat ze nieuwe kritische perspectieven openen. Alsof dat nog niet erg genoeg is, zijn er ook nog eens door de overheid ingekapselde instanties als het SCP en de WRR, die het vervullen van deze rol eerder hinderen dan dat ze hem zelf vervullen. Boomkens en Gabriëls nemen nog net niet de frase 'Het verraad der klerken' in de mond, maar voelen zich duidelijk in de steek gelaten door hun vakbroeders, door universiteitsbestuurders en door de overheid. Er is weinig dat deugt en veel dat niet deugt.

'Kritisch' zijn, beseffen Boomkens en Gabriëls zelf ook, is op zich niet genoeg: je moet het ook nog ergens over hebben. Daarom pleiten zij voor een 'vrijmoedige kennispolitiek' die niet zozeer aansluiting zoekt bij de vakwetenschap, maar zich te verstaan geeft met hoe er in verschillende terreinen van wetenschap kennis gemaakt wordt, en hoe en wie deze kennis macht geeft. 'Vrijmoedig' omdat filosofen daarbij hun nek moeten uitsteken, tegen het gezag van experts moeten ingaan, onwetenschappelijke lompheden moeten incasseren, en zelfs de hand bijten die hen voedt. Boomkens en Gabriëls gebruiken hiervoor het begrip Parrèsia, ontleend aan een apocrief boek van Foucault en eerder aangehaald door Leezenberg in De vloek van Oedipus: een waarheid uitspreken met eigen gevaar.

(Klik hier voor mijn recensie van De vloek van Oedipus, Cimedart 37 #1, pp. 16-18)

Ik blijf dit alles te vrijblijvend vinden. Zelf heb ik, in mijn scriptie, gepleit voor filosofie als het systematisch en kritisch ontwikkelen van idealen; maar zoals het in Krisis staat, is 'Filosofie als vrijmoedige kennispolitiek' eerder een pleidooi voor een vrijplaats voor de betweters dan voor de verbeelding aan de macht. Hoewel Boomkens en Gabriëls verwijzen naar Ruth Sondereggers onderzoek naar de betekenissen van 'kritiek', en naar het lexicon van de subversiviteit, is de onderzoeksagenda van hun vrijmoedige kennispolitiek eerder die van science studies. Dat is nog geen recept voor kritische vergezichten, laat staan voor nieuwe idealen. Ze maken zich kwetsbaar voor het verwijt: 'ze willen gewoon de Centrale Interfaculteit terug'.

Tine Wilde, een kunstenares en UvA-promovenda wiens proefschrift aan een artistiek project verbonden is, loopt ondertussen rond met plannen voor een interdisciplinair/filosofisch instituut waar projecten die niet binnen de gangbare onderzoekstrajecten passen een plek zouden kunnen vinden. Het is moeilijk om hier al commentaar op te geven, omdat er (zover ik weet) geen publiek toegankelijk document is om naar te verwijzen, maar ze heeft zeker een punt dat de huidige 'interdisciplinaire' instituten en programma's nog een ruimte open laten. De meeste beoefenen vooral een soort van science studies die een allegaartje aan menswetenschappen toepassen op een rijtje exacte wetenschappen. Daartegenover staan figuren als André 'Studium Generale' Klukhuhn, die boeiende maar vrijblijvende essayistiek bedrijven. Wat hier ontbreekt is wat Boomkens en Gabriëls aanprijzen als 'Nieuwe Kritische Theorieën', die 'tonen dat de wereld niet zo hoeft te zijn zoals die is'.
De vraag is of dit ook is wat Tine Wilde voor ogen staat. Zo ja, dan is de tweede vraag of een nieuw instituut wel de beste manier is om dit te bewerkstelligen. Je kunt niet als onderzoeksprogramma hebben: 'wij produceren Nieuwe Kritische Theorieën'.


De verkokering van vakspecialismen, die Boomkens en Gabriëls zo beklagen, komt niet alleen onder filosofen voor. Het is, ten dele, een onvermijdelijk gevolg van kennistoename, concurrentie en academische arbeidsverdeling. Maar dat betekent niet dat er niets aan te doen valt. Er is niet zozeer een nieuw filosofisch instituut of een nieuwe manier van filosofie bedrijven nodig, als een uitwisseling van ideeën die niet in het eenrichtingsverkeer van de 'populaire wetenschap' blijft steken.
'Laten zien dat de dingen dat de dingen niet zo hoeven te zijn als ze zijn' is niet het privilege van filosofen. In zekere zin is het wat wetenschappers in het algemeen doen, door met nieuwe vaststellingen ook nieuwe mogelijkheden en ongewisheden te openen. Maar filosofen hoeven niet braaf op het goede nieuws te wachten en de implicaties voor het wereldbeeld eruit af te leiden. Boomkens en Gabriëls hebben zeker gelijk als ze pleiten voor een 'vrijmoedige kennispolitiek' die de productie van kennis onder het licht houdt. Het probleem alleen is dat dit meestal neerkomt op omkering van het eenrichtingsverkeer. Een verdwaalde psycholoog of linguist wil nog wel eens een filosofische observatie ter harte nemen, maar juist in de vakgebieden die het meest onderwerp zijn van science studies is filosofie iets voor buiten het lab.
Er is behoefte aan een orgaan dat het mogelijk maakt om ideeën uit te wisselen met zo min mogelijk concessies aan de inhoud. Een lovenswaardig voorbeeld is de Academische Boekengids, uitgegeven door de universiteiten van Amsterdam, Utrecht, Groningen en Leiden. Als wetenschappers dankzij zulke podia niet meer naar hun publiek op zoek hoeven, bespaart dat een hoop opa-vertelt en kijk-eens-hoe-leuk-het-is, waaraan bijvoorbeeld de op dit blog recent besproken boeken leden.

Alleen, in de Academische Boekengids staan nog geen 'Nieuwe Kritische Theorieën'. Of, om in mijn eigen vocabulair te blijven, er worden geen nieuwe idealen in ontwikkeld. Dat is toch echt een vak op zich. Je kunt er alleen moeilijk een instituut voor oprichten. Waar ik voor pleit, is iets onmogelijks: een instituut dat geen instituut is, dat op wetenschappelijke basis idealen voortbrengt (dat wil zeggen, 'laat zien dat de wereld niet hoeft te zijn zoals dat die is'). Vandaar die titel: The Cubic Sphere.

Hoe moet deze onmogelijkheid er dan uitzien?

Om te beginnen: als een e-tijdschrift met forum. Het eerste wat nodig is, is een plek waar mensen hun ideeën kwijtkunnen. Dit tijdschrift moet wel een degelijke redactie erop nahouden, maar het is ook bedoeld als plek waar juist mensen die buiten de gangbare onderzoekstrajecten vallen hun resultaten kwijt kunnen. Die twee dingen hoeven niet met elkaar in tegenspraak te zijn.

Vanuit deze basis kunnen lezingen en bijeenkomsten georganiseerd worden, en later ook papieren publicaties voortkomen. Anders dan Boomkens en Gabriëls, die 'maatschappelijk relevant' gelijkstellen aan 'geschreven in de eigen taal', zou ik juist pleiten voor meertaligheid: het gaat erom een soort van plug-in formule te ontwikkelen, waardoor overal los-vast aan het tijdschrift verbonden activiteiten kunnen worden opgezet. Daarom ook de Engelse, maar vertaalbare titel 'The Cubic Sphere'.

De derde stap is het faciliteren van eigen onderzoek. Er hoeft niet per se een instituut voor worden opgericht, als er maar een organisatie is die geld bij elkaar kan brengen. Dat geld hoeft niet op te gaan aan prestigieuze leerstoelen: het is belangrijker om promotie- en onderzoeksplaatsen te scheppen voor filosofen met een wetenschappelijke, en wetenschappers met een filosofische oriëntatie. The Cubic Sphere is eerder een fonds dan een instituut.

*

Over het ontwikkelen van idealen valt meer te lezen in mijn scriptie over de rol van idealen in het redeneren, en in de hierboven geposte bewerking tot artikel daarvan.

zaterdag 12 april 2008

Arts in Action

Er zijn twee ideeën waar ik al enige jaren mee rondloop, van tijd tot tijd mensen over vertel maar nooit daadwerkelijk op poten heb geprobeerd te zetten. Het zou dan ook onzin zijn ze in manifest-vorm te presenteren, al zijn het wel het soort van ideeën waarover je manifesten schrijft. Het eerste presenteer ik hier onder de pretentieuze titel Arts in Action; het tweede volgt binnenkort onder een niet minder ronkende titel.


Arts in Action

Het idee voor Arts in Action kwam bij me op in de jaren dat aan de UvA en in de Amsterdamse kraakscene het collectief Damoclash actief was, en ik tegelijkertijd de moderne muziek ontdekte. Zelf geen kraker en ook geen conservatoriumstudent, heb ik me in beide werelden nooit echt thuis gevoeld, wat niet wegneemt dat 2004-2005 een prachtig jaar was om 22 te zijn.

Damoclash organiseerde een plusminus maandelijks cultuurfestival cq open podium, eerst in pakhuis Afrika en daarna op wisselende locaties, had 'iets te maken' met de meest recente Maagdenhuisbezetting, zette debatten over de toekomst van het hoger onderwijs op poten onder de noemer Geestdrift, en bracht de nog steeds bestaande kraakgalerie Schijnheilig voort. Dit alles om cynisme, lelijkheid en rechtse politiek te bestrijden met creativiteit.
Het probleem was dat dit engagement gepaard ging met een forse dosis negativisme. Voor de goede zaak was de bier- en kraakpandenlucht nog wel te verdragen; maar het doel was eerder om een eigen vrijplaats te bevechten dan om de verbeelding aan de macht te brengen. Frasen als 'de herovering van de publieke ruimte' dienden vooral als discussion-stopper.

In NieuweMuziekstan was 'de herovering van de publieke ruimte' geen issue. Hier waren mensen - in hun eigen vrijplaats, en met bewonderenswaardige toewijding - vooral bezig met de muziek zelf. Niet met het herkauwen van oude koek, maar met het vinden van nieuwe geluiden.
En daar kleefden ook zo z'n nadelen aan. Niet zozeer dat het een in zichzelf besloten clubje was - de deur stond open voor iedereen, net als bij Damoclash, en zelfs bij de grotere concerten waren de toegangsprijzen voor jongeren bespottelijk laag - maar dat je voor elke unknown pleasure door een heleboel verveling moest heenbijten. En dat had er zeker mee te maken, dat het merendeel van de experimentele muziek vooral omwille van zichzelf gemaakt werd: het waarom speelde geen rol van belang, er werd zelfs weinig avantgarde-retoriek aan gewijd.

Wat ik in deze twee heel verschillende werelden wel geleerd heb, is om kunst concreet te zien: niet als iets wat 'geïnterpreteerd' moet worden, maar vooral iets om te doen. Iets om bij na te denken, zeker, maar dan in termen van gemotiveerd handelen, niet als een soort van 'ontraadselen' wat je als toeschouwer uiteindelijk toch maar passief houdt. En daaruit komt de slogan voort die boven dit stuk staat.

Arts in action is bedoeld als alternatief. Het doel is - inderdaad - om cynisme, lelijkheid en rechtse politiek te bestrijden met creativiteit, en de publieke ruimte te heroveren. Maar dan wel door het verspreiden van levensvreugde. Het is toegestaan om het publiek te plagen; choqueren en aanklagen mag alleen in geval van acute noodzaak. Belangrijker is, om mensen te verwonderen.

Het idee is heel eenvoudig: ga de straat op en verspreid kunst.

Pak je ezel, ga schilderen op een publieke plaats en deel de producten uit aan de omstanders. Neem een megafoon mee en declameer gedichten. Trek je klarinet, laad een toy piano op een bakfiets, charter een paar dansers.

Voorwaarde is dat er geen concessies worden gedaan aan de kwaliteit behalve omwille van de praktische uitvoerbaarheid. Het is niet verboden het publiek te behagen, wel verplicht verwondering te wekken. Het doel is niet te laten zien hoe goed je bent, maar wat je te bieden hebt te delen.

Het gaat niet om de kunst: het is maar kunst.

Die kan je zoeken in de gekste hoeken. Speur naar muzikale patronen in straatgeluiden, wijs voorbijgangers op leuke optische verschijnselen, beweeg op een dansante manier, ontwikkel een eigen stijl van kleden. Vooral: ga op onderzoek uit.

Neem jezelf niet al te serieus, maar wees wel toegewijd.

Een essentieel onderdeel van Arts in Action is opereren in groepen. Dit maakt het niet alleen makkelijker - in je eentje ben je al snel een eenzame gek, met zijn tweeën ben je aan het keten en met drie ben je een beweging - maar nodigt ook uit tot meedoen. Vorm een posse en struin rond op zoek naar plekken om de publieke ruimte te heroveren.

Omwille van de herkenbaarheid kan een dresscode nuttig zijn, die gekopiëerd kan worden door iedereen die zich wil aansluiten. Laat die dan wel stijlvol en functioneel zijn - je hoeft jezelf niet al te serieus te nemen, maar je bent geen clown.

Verwar Arts in Action niet met het uitdragen van een politieke boodschap. Engagement kan geen kwaad, maar wie denkt dat dansen politiek is is politiek naïef en gaat er ook niet beter door dansen.

Deze regels zijn er om te breken. Begin er niet aan als je er niet van jezelf al toe geneigd bent.

*

Goed, dat klinkt toch al aardig als een manifest. Of eigenlijk meer als een contactadvertentie: manifest zoekt beweging. Gezien het aantal reacties op dit weblog valt aan de effectiviteit hiervan te twijfelen. De bedoeling van deze post is dan ook vooral om eens mijn fantasiën onder woorden te brengen, in de hoop dat anderen er iets van oppikken.
En om dit rijtje disclaimers af te sluiten: nee, ik solliciteer niet naar het leiderschap van een nog op te richten beweging van Mensen Zoals Ik.