Twee stukken die ik afgelopen jaar schreef over Something Raw, 15-19 februari, en het Holland Festival, 2-26 juni. Door omstandigheden niet eerder gepubliceerd.
Fluxus Redux
of: De discipline voorbij?
Het Holland Festival heeft sinds een paar jaar een categorie ‘multidisciplinair’. Enerzijds is dat een vrij neutrale vaststelling: er worden nou eenmaal een video-opera, locatietheater, een installatie met strijkkwartet, grensoverschrijdend ballet en een solomuziektheaterperformance geprogrammeerd, dus is de afdeling ‘etcetera’ groot genoeg om het een eigen naam te geven. Anderzijds drukt het wel degelijk een ambitie uit: bij de tijd zijn. Wie avontuurlijk wil zijn, wie als festival representatief wil zijn voor wat er speelt, die zoekt het grensvlak van disciplines op, want daar wordt geëxperimenteerd met nieuwe technologieën en nieuwe presentatievormen. Nu het begrip ‘avantgarde’ uit de mode is geraakt, heeft ‘multidisciplinariteit’ een deel van de functies van die term vervangen: een haalbaarder, minder publieksvijandig, minder utopisch en meer glimmend artistiek utopia.
Toch blijft het iets van een restcategorie houden. De programmering van Festival aan de Werf: is concreter: die onderscheidt niet minder dan tien categorieën zoals fysiek theater, lecture-performance, verdieping en performance-installatie. In vergelijking daarmee is multidisciplinair toch vooral een te vervullen belofte: een toekomst waarin de kunsten niet meer worden gescheiden door disciplinaire beperkingen, maar waarin elk werk zijn eigen genre kan zijn, de discipline voorbij.
En wordt die belofte waargemaakt? In de praktijk blijkt veel van het multidisciplinaire werk toch vanuit één discipline bedacht, waarna er vervolgens andere kunstvormen bij gezocht worden. De openingsvoorstelling van het Holland Festival, Mea Culpa van de vorig jaar overleden regisseur Schlingensief, is toch onmiskenbaar een theatervoorstelling, al is die deels verbouwd tot opera. De multimediale liederencyclus The Long Count blijft toch vasthouden aan het format van de rocksong. En waar de dansers met de musici het podium delen, in Sasha Waltz’ choreografie bij Wolfgang Rihm’s Jagden und Formen, vraag je je af wat het een aan het ander toevoegt. Multidisciplinair denken is nog niet zo eenvoudig.
Er hoeft ook niet utopisch over gedaan te worden. Het vermengen van video, dans, theater of muziek is ook gewoon een mogelijkheid waar je gebruik van kunt maken, of niet. Maar juist die pragmatische benadering draagt het risico met zich mee van ‘meer is meer’. Zonder een idee van wat je er artistiek mee wilt bereiken blijft het steken in ‘iets met muziek’ of ‘muziek met iets’. Die spanning tussen pragmatisme en utopisme is onvermijdelijk.
Wat het Holland Festival interessant maakt als testcase, is juist de verscheidenheid van multidisciplinaire benaderingen: hoe ga je met die spanning om?
”This is just what I do”
“Vooruitgang in de kunsten is zo’n twintigste-eeuws idee”, zegt Matthew Ritchie, die het visuele deel van The Long Count voor zijn rekening nam. “Als je alle mogelijkheden in het heelal bij elkaar optelt krijg je een heel groot getal, en ieder getal dat daaronder zit is even uniek. De reden dat dit stuk zo is geworden als het is, is dat we het leuk vinden.”
Niet alle multidisciplinaire kunst is Gesamtkunstwerk. Alleen al het feit dat je voor grotere producties gedwongen bent tot samenwerking en taakverdeling, noopt meer tot projectmatig denken dan tot grote artistieke visies.
Juste Janulyte heeft wel degelijk zo’n visie: ze vergelijkt haar manier van componeren met “je hele leven aan één stuk werken, in verschillende vormen”. Maar met het nodige pragmatisme: dat ze nu met Sandglasses die vorm heeft uitgewerkt tot een ‘muziek-installatie’ is vooral een schaalvergroting. En hoe compromisloos haar muzikale taal ook is (bezettingen van één type instrument, eindeloos aangehouden tonen), het stuk duurt wel degelijk 50 minuten omdat dat zo’n beetje de aandachtsspanne van de toeschouwer is.
Fluxus redux
Veel multidisciplinair werk is schatplichtig aan bewegingen uit de jaren ’60 en ’70, die de grens tussen kunst en leven en die tussen kunstenaar en toeschouwer wilden opheffen. Laurie Anderson, bijvoorbeeld, hing als pas afgestudeerd kunstenaar rond in Andy Warhol’s Factory en deed performances op fluxus-evenementen. Via de beeldende kunst via de performance in de muziek beland, is zij zo multidisciplinair in haar denken en doen als je maar kunt wensen, en het boezemt ook respect in hoe Delusion met haar kleine breekbare gestalte het gigantische podium van de Stopera vult. Tegelijk heeft ze de radicale klunzigheid van fluxus ingeruild voor professioneel geënsceneerd muziektheater, en het resultaat daarvan is dat er helemaal geen grenzen tussen kunst en leven of tussen kunstenaar en toeschouwer overschreden worden. Wat overblijft is een aangenaam meanderende voorstelling met poëtische beelden en soms snedige humor.
Mea Culpa is een rabiatere vorm van fluxus redux. Wat we zien is de Ruf aus den Gruft van iemand die doodgaat, en dat viert door alles op een hoop te gooien: Wagner’s Parsifal, de gezondheidscultus, het eeuwige leven, egodocument, platte grappen en commedia dell’arte. Je houdt ervan of je haat ‘t (ikzelf vond het, net als Halbe Zijlstra, vreselijk) – maar door zo de draak te steken met het idee van een artistieke ‘nalatenschap’, slaagt Schlingensief erin tegelijk totaal compromisloos en bevlogen en volkomen postmodern en eclectisch te zijn. Aan het einde steekt zijn persona nog even zijn hoofd door de gordijnen en schreeuwt Tschüss! Het zou de afscheidskreet van de kaalgeslagen culturele sector kunnen zijn.
Utopisme
Yannis Xenakis was architect, ontwierp als assistent van Le Corbusier het fenomenale Philips-paviljoen, claimde daarvoor de credits, kreeg in plaats daarvan ontslag, en werd toen maar componist. Dat klinkt dramatischer dan het is. Corbu vroeg hem een jaar later terug, maar toen had Xenakis al besloten dat hij in de muziek meer ideeën kon verwezenlijken.
Jammer alleen dat de expositie Xenakis – Composer, Architect, Visionary dat weinig aanschouwelijk maakt. Het leek meer op een naslagwerk dat aan de muur hing. Goed om die ontwerpen, grafische partituren en scenografieën bij elkaar te zien, maar waar waren de maquettes, video’s en reconstructies?
Gelukkig werd dat twee weken later goedgemaakt door de concertante installatie van BL!NDMAN: een stellage waar het publiek omheen kon lopen terwijl binnenin electrische gitaren en turntables werden gemarteld, bovenop zangeres Cristina Zavalloni out of control gaat en rondom videoschermen unheimliche beelden vertonen. Artistiek leider Eric Schleichim vergeleek het ding met een Escher-tekening, zelf moest ik meer denken aan Constant’s Nieuw Babylon.
Hun voorstelling Utopia :: 47 is een poging om een “utopie van de 21e eeuw” te creeëren: een postapocalyptische wereld waarin de klassieke concertpraktijk is opgeheven, en heeft plaatsgemaakt voor een ‘sjamanistisch ritueel’ waarin het publiek wordt meegezogen. Waar Mea Culpa uiteindelijk toch een doelloze one-man show blijft, maakt Utopia :: 47 de vraag: waarom doen we dit? actief deel van de voorstelling. Fluxus redux, indeed! Al is de manier waarop BL!NDMAN die discussie in de voorstelling opneemt wat geforceerd, ze zijn wel de enigen op het Holland Festival die nog oprecht onmodieus avantgardistisch durven zijn.
Und jetzt?
Het voelt wat onwezenlijk om over ‘multidisciplinariteit op het Holland Festival’ te schrijven, terwijl de cultuursector in brand staat. Tijdens het festival hing een sfeer van dansen op de vulkaan, dat Halbe Zijlstra bij de opening was maakte meer tongen los dan de komst van Beatrix, en bij een van de laatste voorstellingen kwam de bedreigde danssector als collectief op het podium en maakte een ‘stille buiging’. Is er nog kunstkritiek mogelijk na Zijlstra?
Het slechte nieuws wat discipline-overschrijdend werk betreft is dat het nogal duur is. Er komen nou eenmaal meer mensen en meer techniek bij kijken. Het Holland Festival blijft voorlopig wel bestaan, en hun programmering was toch al grotendeels internationaal, maar alle andere podia, festivals en productieplekken die de grenzen van disciplines opzoeken worden acuut bedreigd. Het NIMK, Frascati, Festival aan de Werf, Sonic Acts – de lijst kan worden uitgebreid.
Het goede nieuws is er niet. Het enige wat overblijft, is teruggaan naar zelf-georganiseerd amateurisme, improviseren met je eigen beamertje in plaats van multidisciplinaire spektakelvoorstellingen. Bij het CDA noemen ze dat “herbronnen”. Maar je moet wel erg in peptalk geloven om daarin een positieve uitdaging voor de toekomst te zien. De realiteit is dat het experiment op de grens van disciplines nog sterker dan alle andere kunstvormen gemarginaliseerd wordt, zonder al te veel kans om door te sijpelen naar een groter podium, en dat we het experiment dat het publiek bereikt voorlopig zullen moeten importeren.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten