woensdag 20 februari 2013

Ondanks de muziek

Eerder vandaag op muziekvan.nu

Als u regelmatig muziekvan.nu leest, is de kans reëel dat u zichzelf omschrijft als componist en/of musicus. Dit is een misverstand. U bent een creative experience provider.

Dat wil zeggen, volgens het Europese rapport The Entrepreneurial Dimension of the Cultural and Creative Industries uit 2010 maakt u eenmalige creatieve producten en diensten, meestal op contractbasis en met behulp van subsidie, die in de regel uw intellectueel eigendom zijn. Het verdient aanbeveling uw zelfbeeld overeenkomstig bij te stellen. Want dit is niet een uitwas van Brusselse bureaucratie, dit is een afspiegeling van een beleidsverschuiving die in het Verenigd Koninkrijk al een decennium geleden heeft plaatsgevonden en die nu in een groot deel van Europa navolging vindt: de verschuiving van cultuurbeleid naar Creative Industries-beleid. In Nederland ook wel bekend van het ‘cultureel ondernemerschap’ en de ‘Topsector Creatieve Industrie’.

Recent maakte het Fonds Podiumkunsten bekend dat het, in samenwerking met de VU en de Erasmus Universiteit, ‘werkt aan een nieuw instrument om de waardering van publiek voor een voorstelling te meten. Daarmee hoopt het Fonds meer grip te krijgen op het effect van subsidies.’ Van zo veel beleidslogica krijg je acuut begrip voor Cornelis de Bondt, die zijn werk uit het publieke domein heeft teruggetrokken omdat de ware kunst volgens hem daarin geen plaats meer heeft. Toch hebben De Bondt en het Fonds een gemeenschappelijke doelstelling: ze willen zich niet blindstaren op bezoekcijfers en verlangen dat muziek ‘iets teweegbrengt’. Dan kun je je zoals De Bondt beroepen op Hoge Idealen, maar als dat het publiek siberisch laat, is dat niet de schuld van de mensen die zo goed zijn om te komen luisteren.
In feite zitten De Bondt en het Fonds vast in hetzelfde roestige denkraam, waarin een componist een stuk schrijft voor een ensemble in een concertzaal, waarmee in de luisteraar een sublieme ervaring wordt opgewekt. U weet wel, creative experience. Zo werkt het niet. De jonge componist Ezequiel Menalled zei het snediger: ‘Mijn vrienden komen niet om de muziek, maar ondanks de muziek.’

De Bondt zoekt nu naar nieuwe manieren om muziek te maken en beleven. Ojajoh? Daar is-ie laat mee. Niet alleen de jonge garde, maar zelfs de niet-meer-zo-jonge garde speelt in artrockbands, richt zijn eigen collectieven en gelegenheidsensembles op en speelt daarmee niet alleen op concertpodia, maar ook in kraakpanden, oude badhuizen en de Smart Project Space. Het Muziekgebouw aan ’t IJ en de twee grootste festivals, November Music en Gaudeamus, experimenteren driftig met nieuwe concertformats zoals Listen to This en de muziekroute. Want, zo stelde een programmeur het onomwonden, ‘als we gewoon muziek programmeren komt het publiek niet meer’.

Dat is geen reden om de conventionele concertpraktijk vaarwel te zeggen. Al was het maar omdat het inkomen van componisten en musici toch hoofdzakelijk daarvandaan komt. ‘Gooi de operahuizen plat’ is zó 1968. De muziek van de laatste tien jaar is juist zo interessant omdat de makers op zo veel verschillende podia actief zijn, hedendaags repertoire kunnen maken van Griekse volkswijsjes en karnatische ritmes, swingen met de contrabasblokfluit en de elektrische gitaar bespelen als een slaginstrument, ongedwongenheid combineren met ernst. Do-it-yourself is geen alternatief voor het Muziekgebouw, de twee vullen elkaar aan.

Sublieme muzikale ervaringen zijn zeldzaam. Zelf heb ik er, bij 1 concert per week, gemiddeld 3 per jaar. Het valt te hopen dat het Fonds Podiumkunsten de subsidie niet afhankelijk maakt van mijn dopaminespiegel. Want uiteindelijk gaat het niet per se om de muziek. Het gaat erom de grenzen van de verbeelding net iets op te rekken, iets tot stand te brengen wat iemand anders niet zo had kunnen bedenken, dankzij of ondanks de muziek. Dat vergt zowel de geconcentreerde ervaring van de concertzaal als het opengooien van de deuren, zowel muziektechnologisch en audiovisueel toverwerk als de muffe geur van oude badhuizen, en veel gedeelde verveling. Het vergt vooral een ander soort ‘ondernemerschap’ dan wat het Fonds Podiumkunsten daarmee bedoelt. De rol van componist of musicus is daarvoor te beperkt. Noem het maar, met een functioneel vage term, ‘makers’. Of desnoods, godbetert, creative experience providers.

Lees ook:
Geert van Boxtel over het Gaudeamus Jonge Componisten Bal
Sander van Maas over het Afscheid van Cornelis de Bondt

Geen opmerkingen: