woensdag 22 januari 2014

Geluidskunst in de concertzaal

Benjamin Verdonck & De Veenfabriek: Replica 
Muziekgebouw aan 't IJ, 19 januari
Vandaag op Muziekvan.Nu


Geluidskunst heeft ondertussen een verleden. Dat was afgelopen zaterdag te zien in het Muziekgebouw aan ’t IJ, waar de Veenfabriek Replica opvoerde. Ingenieur Naber zag sirenes een eeuw geleden als het instrument van de toekomst, de Italiaanse futurist Russolo ontwierp een soort luidspreker-drone met één snaar die hij de Intonarumori noemde, en Dick Raaijmakers martelde microfoons om ze hun eigen dood te laten opnemen. Dat alles komt in Replica samen met een neodadaïstische voordrachtperformance van Benjamin Verdonck, ontleend aan zijn theaterstuk Disisit. Minder concert-achtig zal een concert in een concertzaal niet gauw worden: behalve wat slagwerk kwam er geen regulier instrument aan te pas.

Geluidskunst is meestal meer op z’n plek in projectruimtes, musea en de publieke ruimte dan op het podium. Als muziek ‘georganiseerd geluid’ is, dan is geluidskunst ‘ongeorganiseerd geluid’; in elk geval niet georganiseerd met toonladders en maatstrepen. De grens is natuurlijk niet zo strikt, en Replica zoekt juist het grensgebied op. Het resultaat is een gewaagd stuk abstract muziektheater, een soort geluidskunsthistorische mozaïekvoorstelling, deels een collage uit eerder werk van de Veenfabriek, maar ook een hoop weinig spectaculair gepiep en geknars zonder spanningsboog. Vooral valt op hoe weinig dramatisch microfoons doodgaan: als je mij in een pan stopt of ondersteboven in kokend water doopt maak ik meer kabaal.




Het is eerder beter gedaan, op kleinere schaal. In 2012 maakte vocaliste Anat Spiegel Muziek als tapes, vinyl en songs, een soort Songspiel met allerhande vintage opnameapparatuur. Anders dan Replica had die voorstelling identificeerbare zanglijnen, maar evengoed werd het ‘instrumentarium’ ook als installatie behandeld, en het geluid ook als ruw materiaal, tot de fysieke tape aan toe. Eind 2013 rondde Cathy van Eck haar promotie-onderzoek af naar het gebruik van luidsprekers als muzikale instrumenten, en presenteerde dat met een concert in Korzo. Indrukwekkend was een stuk voor geluidsstandaarden en contactmicrofoons, waarbij de enige input kwam uit de feedback tussen de microfoons en de toon gemanipuleerd werd door de microfoons op de standaard te verplaatsen.

De setting maakt verschil. Muziek als tapes, vinyl en songs vond plaats in wijlen de Smart Project Space; het concert in Korzo was ook een soort seminar, met vragen van de promotiecommissie naderhand. Beide voorstellingen waren beslist minder goed tot hun recht gekomen op het podium van het Muziekgebouw. Replica daarentegen heeft een groot podium nodig, simpelweg om alle sirenes, luidsprekers, slagwerk en staketsels kwijt te kunnen. Dat alles wordt uiteindelijk bespeeld door slechts drie muzikanten, dus van ‘grote bezetting’ kun je alleen in overdrachtelijke zin spreken. Maar wel van overdaad. Er lijkt niet echt een muzikale afweging gemaakt te zijn, welke rol de sirenes en de zingende staven, de snaarbak en de stervende microfoons spelen in de orkestratie. En dan krijg je, naast sporadische oplevingen, vooral amorf geluid.

Geluidskunst in de concertzaal blijft dus problematisch. Want zodra je een muzikale afweging gaat maken in termen van orkestratie, reduceer je ook de piepende, grommende dingen tot rekwisieten. Misschien valt dat dilemma op te lossen met meer theater, in plaats van meer muziek? Of door geluidskunst en muziek met elkaar in conflict te laten gaan, in plaats van naar een middenvorm te zoeken? De uitdaging staat open.

Geen opmerkingen: