Ruhrtriënnale, Zollverein Essen, 29 augustus
Vandaag in Theaterkrant.nl
Foto: Julian Röder
Wie in de jaren negentig jong was en computerspelletjes speelde, herinnert zich wellicht nog wel de roestige, onderaardse industriële kerkers van Quake, de meest esthetische first-person-shooter ooit gemaakt. Zo’n soort omgeving, maar dan bovengronds, is de Mischanlage van het UNESCO-werelderfgoed Zollverein in Essen, dat theatermakers Susanne Kennedy, Suzan Boogaerdt en Bianca van der Schoot hebben uitgekozen voor hun bewerking van Monteverdi’s opera Orfeo. Een goede plek om af te dalen in de onderwereld.
Alleen is voor deze voorstelling in de silokamers een tweede onderwereld gebouwd, die aan een heel ander computerspel doet denken: een serie steriele, buitenwijkerige prefab-decors die zo uit The Sims lijken te komen, zo plat en blokkerig als mogelijk, zwevend in de ruimte en verbonden door gangen. Deze kamers worden bevolkt door vrouwachtige wezens met uitdrukkingsloze latex maskers en blonde pruiken op en met nondescripte witte en pastelkleurige kleren aan.
Orfeo is meer een toneeltocht dan een toneelstuk. Je loopt, met groepen van acht mensen tegelijk, van kamer naar kamer, daarbij gegidst door beeldschermen en rode en groene lampen. Ondertussen spelen in de centrale kamer acht musici, even amorf uitgedost, fragmenten uit de opera van Monteverdi. Verder gebeurt er eigenlijk niet veel. Van interactie is maar beperkt sprake: je wordt ongeveer elke tien minuten naar een volgende ruimte gestuurd, waar nieuwe identiteitsloze wezens je wezenloos aanstaren. Af en toe komt er een passage voorbij waarvan je later hoort dat die uit het Tibetaanse dodenboek komt: Do not cling, out of fondness or weakness, to this life. De beklemming, voor wie dat nog niet duidelijk was, is die van een ziel die nog moet wennen aan de dood.
Dit alles maakt Orfeo tegelijk fascinerend en intens saai. Het is, bij mijn weten, de eerste keer dat New digital aesthetics (analoog imiteert digitaal) in het theater wordt toegepast, met als resultaat een hedendaags vervreemdingstheater. Volgens het programmaboekje zit er het feministische statement in dat we ons moeten inleven in Eurydice, die misschien helemaal niet zit te wachten op Orpheus die haar uit de onderwereld komt halen – het is goed dat sommige dingen nog even worden uitgelegd. Je zou denken dat het een opluchting is als je deze onderwereld uit mag; en toch, als in de laatste kamer staat: You can stay as long as you want, voelt niemand de aandrang om snel weg te gaan.
Wie
in de jaren negentig jong was en computerspelletjes speelde, herinnert
zich wellicht nog wel de roestige, onderaardse industriële kerkers van Quake, de meest esthetische first-person-shooter ooit
gemaakt. Zo’n soort omgeving, maar dan bovengronds, is de Mischanlage
van het UNESCO-werelderfgoed Zollverein in Essen, dat theatermakers
Susanne Kennedy, Suzan Boogaerdt en Bianca van der Schoot hebben
uitgekozen voor hun bewerking van Monteverdi’s opera Orfeo. Een goede plek om af te dalen in de onderwereld.
Alleen is voor deze voorstelling in de silokamers een tweede onderwereld gebouwd, die aan een heel ander computerspel doet denken: een serie steriele, buitenwijkerige prefab-decors die zo uit The Sims lijken te komen, zo plat en blokkerig als mogelijk, zwevend in de ruimte en verbonden door gangen. Deze kamers worden bevolkt door vrouwachtige wezens met uitdrukkingsloze latex maskers en blonde pruiken op en met nondescripte witte en pastelkleurige kleren aan.
Orfeo is meer een toneeltocht dan een toneelstuk. Je loopt, met groepen van acht mensen tegelijk, van kamer naar kamer, daarbij gegidst door beeldschermen en rode en groene lampen. Ondertussen spelen in de centrale kamer acht musici, even amorf uitgedost, fragmenten uit de opera van Monteverdi. Verder gebeurt er eigenlijk niet veel. Van interactie is maar beperkt sprake: je wordt ongeveer elke tien minuten naar een volgende ruimte gestuurd, waar nieuwe identiteitsloze wezens je wezenloos aanstaren. Af en toe komt er een passage voorbij waarvan je later hoort dat die uit het Tibetaanse dodenboek komt: Do not cling, out of fondness or weakness, to life. De beklemming, voor wie dat nog niet duidelijk was, is die van een ziel die nog moet wennen aan de dood.
Dit alles maakt Orfeo tegelijk fascinerend en intens saai. Het is, bij mijn weten, de eerste keer dat New digital aesthetics (analoog imiteert digitaal) in het theater wordt toegepast, met als resultaat een hedendaags vervreemdingstheater. Volgens het programmaboekje zit er het feministische statement in dat we ons moeten inleven in Eurydice, die misschien helemaal niet zit te wachten op Orpheus die haar uit de onderwereld komt halen – het is goed dat sommige dingen nog even worden uitgelegd. Je zou denken dat het een opluchting is als je deze onderwereld uit mag; en toch, als in de laatste kamer staat: You can stay as long as you want, voelt niemand de aandrang om snel weg te gaan.
Alleen is voor deze voorstelling in de silokamers een tweede onderwereld gebouwd, die aan een heel ander computerspel doet denken: een serie steriele, buitenwijkerige prefab-decors die zo uit The Sims lijken te komen, zo plat en blokkerig als mogelijk, zwevend in de ruimte en verbonden door gangen. Deze kamers worden bevolkt door vrouwachtige wezens met uitdrukkingsloze latex maskers en blonde pruiken op en met nondescripte witte en pastelkleurige kleren aan.
Orfeo is meer een toneeltocht dan een toneelstuk. Je loopt, met groepen van acht mensen tegelijk, van kamer naar kamer, daarbij gegidst door beeldschermen en rode en groene lampen. Ondertussen spelen in de centrale kamer acht musici, even amorf uitgedost, fragmenten uit de opera van Monteverdi. Verder gebeurt er eigenlijk niet veel. Van interactie is maar beperkt sprake: je wordt ongeveer elke tien minuten naar een volgende ruimte gestuurd, waar nieuwe identiteitsloze wezens je wezenloos aanstaren. Af en toe komt er een passage voorbij waarvan je later hoort dat die uit het Tibetaanse dodenboek komt: Do not cling, out of fondness or weakness, to life. De beklemming, voor wie dat nog niet duidelijk was, is die van een ziel die nog moet wennen aan de dood.
Dit alles maakt Orfeo tegelijk fascinerend en intens saai. Het is, bij mijn weten, de eerste keer dat New digital aesthetics (analoog imiteert digitaal) in het theater wordt toegepast, met als resultaat een hedendaags vervreemdingstheater. Volgens het programmaboekje zit er het feministische statement in dat we ons moeten inleven in Eurydice, die misschien helemaal niet zit te wachten op Orpheus die haar uit de onderwereld komt halen – het is goed dat sommige dingen nog even worden uitgelegd. Je zou denken dat het een opluchting is als je deze onderwereld uit mag; en toch, als in de laatste kamer staat: You can stay as long as you want, voelt niemand de aandrang om snel weg te gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten