maandag 22 februari 2016

Umberto Eco: mindcandy for the millions

Vandaag op hard//hoofd
 


Op de Biënnale van Venetië, in het Italiaanse paviljoen, was een video met Umberto Eco te zien. Hij vertelde iets over het verlies van cultureel geheugen en dat jonge mensen niet meer fatsoenlijk leerden hoofdrekenen door al die elektronische apparaatjes.
Het Italiaanse paviljoen was al geen hoogtepunt van vooruitstrevendheid, met teveel gereflecteer op het eigen erfgoed, maar deze oude-oligarchenpraat was werkelijk erg. Het werd tijd, mopperde ik terug, dat Umberto Eco eens dood ging.

Nu is hij dood – en dat is, vanzelfsprekend, een immens verlies. Eco, die lang voordat hij een onwaarschijnlijke bestsellerauteur werd academisch carrière maakte met het bestuderen van culturele tekensystemen, was zelf een cultureel icoon geworden.
Hij was het uitvergrote archetype van de Italiaanse intellectueel met zijn ietwat groezelige baard, bril, eeuwige peuk, Borsalino-hoed en de liederlijke gewoonte om met zijn studenten tot laat te disputeren in Bolognese osteria’s. Zoals Château Disneyland de doorgefokte versie is van Slot Neuschwanstein, zo was Eco de overtreffende trap van Europees cultuurgoed: een man die vijf levende en twee dode talen sprak en alom wordt geprezen om zijn wellevendheid. In een interview ergens aan het begin van deze eeuw vertelde hij dat hij, met 100.000 boeken in zijn ene huis, ‘een kleine handbibliotheek’ van 30.000 in het tweede en nog 5.000 in het derde, de dubbele exemplaren aan het weggeven was aan de gevangenis. Zelf schreef hij er ook een paar dozijn.

Eco’s stokpaardje is: hoe tekensystemen op hol slaan. Ergens aan het eind van De Naam van de Roos verzucht de hoofdpersoon, een soort Sherlock Holmes in monnikspij: ‘er was geen plan, en ik heb het verkeerd ontdekt’. Terwijl zijn romans bol staan van gecontroleerd uit de hand lopende eruditie, bestudeerde hij zelf met graagte de semiotische structuur van Donald Duck. Nadat hij in zijn gortdroge Inleiding in de Semiotiek had uitgelegd hoe je op eigenlijk elk cultuurverschijnsel zo’n formele analyse kon loslaten, betoogde hij in Kant en het Vogelbekdier dat elke opdeling in categorieën zijn eigen uitzonderingen creëert. Met deze uitgangspunten vulde hij zeven romans, waarvan het succes waarschijnlijk het nodige te maken heeft met de hoeveelheid feitjes, ideeën en citaten die hij erin stopte. Mindcandy for the millions.

Niemand gaat die positie overnemen. Wat Eco zo geloofwaardig maakte in zijn rol was de afwezigheid van cynisme. Hij ontrafelde het denkraam van taxichauffeurs uit oprechte intellectuele interesse, niet uit postmoderne koketterie, en hij stortte werelden van scholastische filosofie over zijn lezers uit omdat die voor hem zo vertrouwd waren als de avondkrant. In de week van zijn overlijden barstte  een mediarel uit toen Italiaanse onderzoekers in den vreemde hun beklag deden over het gebrek aan perspectieven en het vermolmde, corrupte bestel in Italië zelf, nadat de minister hun successen bij grote Europese aanvraagrondes had geclaimd als ‘Italiaanse successen’. Wie nu nog met een intellectueel bevlogen Italiaan in een enoteca wil zitten kan dat beter in Amsterdam doen.

Geen opmerkingen: