zondag 30 maart 2008

Wat ik ook heb uitgespookt in maart (gedichten)

Samuel Vriezen en Ernst van den Hemel geloven er geen zak van dat ik 'niet van poëzie hou, maar het alleen niet kan laten'. Wie vaker op deze site komt zal dat ook wel denken.

Feit is dat ik het niet kan laten. Vooral niet als er eigenlijk andere dingen te doen zijn.


De knikkende putters hengelen
De knikkende putters
hengelen in de grafpoel
en ook deze bergen zijn ooit vissen geweest
De knikkende putters hengelen

Het korstmos groeit een millimeter in tien jaar
Onder de regering van koning Coelacanthos Glaukopis
in het eerste jaar van het Pennsylvanien, werd het vastgelegd
dat ieder jaar zouden worden geofferd aan de grafpoel
zeven trilobieten van het edelste geslacht,
vijf gevangen rhyzodonten,
tien kransen van varens versierd met doorregen kwallen

opdat de machine zou blijven draaien
opdat de vuurbol zou blijven draaien om de grafbol

De knikkende putters
knielen en heffen zich op naar de zon
De betonnen bomen groeien ten hemel

Driehonderd jaar voor het begin van hun recorded history
hakten de Paaseilanders hun laatste boom om
indachtig de woorden van het grootste stenen hoofd
‘dat wij verstoken blijven van hemelvaarders’

Kniel voor het grote stenen hoofd
ja wij zijn zondig geweest
Hier is het kloppende hart van een nobele bedrijfsjurist
Hier zijn de meest verfijnde van alle oliën
De knikkende putters hengelen in de grafpoel

en ook deze bergen zwommen ooit rond
in blauwe zeeën, blauw als de bodem van de grafpoel
waar nu het mos groeit, en waar Mussolini
werd ontzet of ontvoerd door Duitse paratroopers

op het Keizersveld, in de mond van de bergen


brokkelen rotsen omlaag, en kruipen wolken op
tegen de grafstenen tanden. Diep
onder de grote rots is een kernfysicalab.





Het zesduizendmiljoen-
koppige monster of de zogenaamde
“mensheid” (wie van iedereen houdt,
houdt van niemand) kruipt
waar het niet gaan kan bloed
loopt in zijn bloedsomloop
om

U bent een wandelend altaar Uw hart
is een Chinese kamer

Monster de mensheid is geen mens
en
“Love is a two-place relation”
(dit stond in een handboek voor logica) wie
knielt voor de mensheid reikt
zichzelf op een zilveren schotel
aan

U bent een woord zonder tong Uw maag
is een anthropofagus

Loopt
op andermans benen en denkt mijn gedachten
Het monster de mensheid
U bouwt kathedralen

U bent een wandelend altaar wie
een mens redt, redt
een potentiële moordenaar De liefde
kruipt waar het bloed stolt is
een pomp van laag naar hoog

naar laag en weer terug (U
heeft de Neanderthalers een loer gedraaid,
IJstijd overlevende mensheid) U leeft
op liefde en brood

Geen opmerkingen: