dinsdag 29 maart 2011

Becoming Transnatural

Becoming Transnatural, 4 maart - 1 april, Trouw Amsterdam.
Symposium: 12 maart. 


Biotechnologie is hot, ook in de kunsten. Zoals altijd wanneer er nieuwe technieken en materialen beschikbaar komen zijn er kunstenaars die ze gebruiken waar ze niet voor bedoeld zijn: zo liet Eduardo Kac een lichtgevend konijn maken met behulp van kwallengenen; liet Stelarc een oor op zijn arm zetten; en injecteert Yann Marussich zichzelf met een blauwe vloeistof die er vervolgens via zijn poriën en andere openingen weer uitloopt. Daarbij maken ze gebruik van technieken die ook worden gebruikt om tumoren te lokaliseren en exotransplantaties mogelijk te maken, maar die vooral het nieuws halen in de vorm van doorzichtige muizen en muizen met een mensenoor op de rug. De reacties daarop zijn dan ook vergelijkbaar: dit is geen kunst, dit is een freakshow! Dit is geen wetenschap, dit is een PR-stunt!

Persoonlijk heb ik er geen probleem mee dat Stelarc zichzelf een oor aannaait, zolang hij het niet bij mij doet. Dat Yann Marussisch tijdens zijn performances in een glazen kooi zit, is in dit opzicht veelzeggend: het vindt plaats in de veilige setting van een expositieruimte. Maar ook als het niet direct bedreigend is, worden mensen ongemakkelijk van een lichtgevend konijn. En dat is ook precies waarom zulke kunst gemaakt wordt. Waar stamcelonderzoekers nog kunnen claimen dat een doorzichtige muis wel degelijk wetenschappelijk nut heeft, is Alba het lichtgevende konijn ècht bedoeld voor de show. Of ja, voor de show? Alba heeft zo’n visuele impact juist omdat mensen er ongemakkelijk van worden; omdat ze vinden dat een dier geen kunstobject is; omdat een lichtgevend konijn ‘tegennatuurlijk’ is (inderdaad, de natuurlijke selectie zou korte metten maken met konijnen die licht geven in het donker). En het interessante daaraan is niet het lichtgevende konijn op zich, maar het spel dat biotechkunstenaars spelen met zulke morele bezwaren en fysieke reacties.

In Trouw Amsterdam is tot 1 april de tentoonstelling Becoming Transnatural te zien, de tweede in een serie van exposities die ‘onze intuïties over de tegenstelling tussen natuur en technologie’ wil doorbreken. Dat is niet alleen een forse ambitie, het is ook een ambitie die eerder filosofisch dan artistiek is, en waarvoor kunstenaars op de hoogte moeten zijn van de ontwikkelingen in de biotechnologie en de discussie aanmoeten met wetenschappers en filosofen: een voorbeeld, kortom, van de verplaatsing van de kunst. Becoming Transnatural is dan ook geen kijk-tentoonstelling van objecten om te bewonderen:co-curator Klaas Kuitenbrouwer noemt de expositie een “ruimtelijk tijdschrift”, waarin de objecten worden gepresenteerd als onderzoeksresultaten, vergezeld van filosofische en historische teksten en science fiction aan de muur. Daarnaast is er een symposium met workshops. Becoming Transnatural, kortom, heeft de educational turn in curating gemaakt, waarin de expositie allereerst geldt als een discussiestuk.
Maar wat wordt er nou precies bedoeld met ‘becoming transnatural’? Als je de curatoren moet geloven, gaat onze houding ten aanzien van natuur en technologie terug op een Cartesiaanse tegenstelling van lichaam en geest, een Romantische verheerlijking van de natuur en een 20e-eeuwse ervaring dat de technologische beheersbaarheid zijn grenzen heeft overschreden. Wat ze nu willen is ‘to unite ideas about ecology, economy and media into one perception of networked reality’. We zijn allang cyborgs, zegt Donna Haraway; we zijn nooit modern geweest, zegt Bruno Latour; we moeten het alleen nog beseffen.



In dat opzicht geldt voor het hele project wat James Auger en Jimmy Loizeau over robotica zeggen in het symposium: we hebben robots in de industrie, robots in de galerie, showmodellen zoals het robothondje Aibo en het robotmannetje Asimo; but how do we get robots into the home? Enig sadisme kan ze daarbij niet ontzegd worden: ze presenteren een serie modellen die zichzelf aandrijven met biomassa, zoals een slakkenvanger voor in de tuin die de gevangen slakken in stroom omzet, een vliegenvangende lamp en klok, en een tafel die fungeert als muizenval. Eerder hadden ze in 2002 een scoop met een idee om een telefoon in een kies te integregreren: door het voor te doen als een reëel te ontwikkelen product haalden ze zelfs de voorpagina van The Sun en Time. Hun ontwerpen zullen niet snel in de huiselijke sfeer terecht komen, maar als het goed is, maken ze wel de geesten rijp door te laten zien dat robotica er ook heel anders uit kan zien dan Aibo of de bionische arm van Stelarc. En veel dysfunctioneler dan het gemiddelde Dutch Design zijn ze ook niet.
Arne Hendriks presenteert een aanzienlijk extremer voorstel: als we de mensheid nou eens downsizen naar een lengte van 50 cm, dan komt ons gemiddelde gewicht uit op 1,7 kg, en neemt onze global footprint evenredig af. Om dit aanschouwelijk te maken heeft hij een hightech poppenkeuken ingericht met pipetjes en chirurgische mesjes, waarmee maaltijden voor de minimens bereid kunnen worden. Met één kippenei zou de hele zaal kunnen ontbijten; dat de kip dan even hoog is als de toehoorders is een vervelende bijkomstigheid. Hoe het precies met de hersencapaciteit moet blijft onduidelijk: misschien kunnen we de synapsen wat slimmer schikken, of breinfuncties outsourcen via internet. Natuurlijk, zegt Arne, ik had ook 1m50 kunnen voorstellen; maar dat had op niemand indruk gemaakt.

De overige bijdragen zijn redelijk braaf. Sascha Pohflepp vertelt over ‘synthetische biologie’ of hoe zichzelf organiserende en onderhoudende organismen de plek kunnen innemen van mechanismen. Twee studenten van de TU Delft vertellen over gemanipuleerde bacteriën die olie afbreken. Christina Stadlbauer beschrijft hoe bijen tegenwoordig een stuk beter gedijen in een stadsomgeving, en hoe je ze kunt inzetten als meetinstrument voor de stadsecologie. De expositie toont verder een lamp die wordt aangedreven door algen, een hangende moestuin voor in de vensterbank, een 3D-printer en voedingssupplementen die je uitwerpselen een kleurtje geven bij verborgen kwalen. Becoming Transnatural wil duidelijk meer zijn dan een freak show met lichtgevende konijnen; er wordt misschien niet direct naar een toepassing toegewerkt, maar er wordt wel naartoe gedacht. Niet voor niets is de invalshoek van deze editie eerder design dan beeldende kunst.



En lukt dat? Wat bij de workshops pijnlijk duidelijk wordt, is dat er nog verdomd weinig te onderwijzen valt: het komt neer op ‘doe maar wat leuks’. En dat is niet de fout van de sprekers. Het is eerder inherent aan de positie die kunstenaars en designers in de biokunst innemen: Arne Hendriks omschrijft het als ‘verlicht amateurisme’. Ze zijn immers geen gentechnologen of robotingenieurs. In plaats daarvan gaan ze met wetenschappers, technici en filosofen de discussie aan, en proberen ze met nieuwe materialen en nieuwe technologieën ook nieuwe vormen van presentatie te vinden. Voor de wetenschappers, technologen en filosofen is zo’n samenwerking ook leuk. Maar levert het ook nieuwe inzichten op? Voor biotechnologen is biokunst toch vooral een vorm van sophisticated PR: laten zien wat er mogelijk is, daarbij een kritisch licht werken en de toeschouwer confronteren, maar uiteindelijk toch een manier om de geesten rijp te maken.

De belangrijkste bijdrage van Becoming Transnatural is aan nieuwe vormen van kunstenaarschap. Het is een meer productieve vorm van ‘iedereen kan kunstenaar zijn’: alles kan artistiek materiaal zijn, ieder onderwerp kan artistiek zijn, mits het maar creatief benaderd wordt. Klaas Kuitenbrouwer spreekt over “kunstenaarschap als attitude”: niet als maker van het product kunst maar als observator en vertaler. Het resultaat zou moeten zijn dat kunstenaars zich opstellen als een nieuw soort publieke intellectuelen, die putten uit expertise vanuit verschillende hoeken en toelichting kunnen geven bij waar ze mee bezig zijn, zonder zich te verschuilen achter mystificaties rond autonoom kunstenaarschap. De vraag is alleen of een tentoonstelling met symposium nog wel de beste plek is om een dergelijk kunstenaarschap uit te oefenen. In de praktijk levert dat toch veel ‘plaatjes met praatjes’ op: kunstenaars die hun werk op een sokkel zetten en vervolgens achter de katheder een voordracht houden. Het is het grote probleem van artistic research: hoe maak je werk dat zowel artistiek als argumentatief overtuigend is? Becoming Transnatural is een goede stap naar nieuwe presentatievormen, maar neemt het gevoel niet weg dat in complexe debatten de rol van onderzoekskunst meer medium is dan message.

www.transnatural.nl

Geen opmerkingen: