De journalistiek staat onder druk, en de kunstkritiek vormt geen uitzondering. Al is het, zolang ettelijke bijlagen en tijdschriften worden gevuld door integere en intelligente mensen, onzin om van een ‘crisis in de kunstkritiek’ te spreken. Maar vernieuwing in het genre blijft uit. Terwijl de kunstpraktijk in toenemende mate de grenzen van de disciplines overstijgt of negeert, is de kunstkritiek nog steeds langs precies die grenzen verkaveld. Terwijl het gezag van critici afneemt – hun rol verandert van schiften en oordelen in commentaar langs de lijn – gaan ze unverfroren door met recensies schrijven. Terwijl de krantenjournalistiek wanhopig probeert aansluiting te vinden bij het internettijdperk, volgt de online kunstkritiek nog steeds hoofdzakelijk het dode-bomen-model: vrijwel alles dat geschreven wordt, past nog in een afdrukbaar format. Als er Iets Nieuws nodig is, zal dat van Het Web moeten komen. Maar is dat te verwachten?
Tot nog toe leidt kunstkritiek op internet een marginaal bestaan. Jawel, alle kunsttijdschriften hebben een website en daar staan blogs en filmpjes op. Er zijn zelfstandige internetplatforms zoals festivalkrant De Dodo, het ‘Europese magazine’ Café Babel, het open archief Ubuweb, de ‘community’ voor 20e- en 21e-eeuwse muziek muziekvan.nu, en het Vlaamse tijdschrift Rekto:Verso, dat sowieso gratis is en dus alle content ook vrij online kan zetten. Voor de literatuur zijn er De Reactor, Raster, De Contrabas, Ooteoote en nY. Maar al deze sites zijn op één of andere manier gesubsidieerd (behalve Ubuweb, dat heeft geen onkosten; het enige voorbeeld van een website voor kunstkritiek met een eigen verdienmodel, wereldwijd, is e-flux). En geen van deze sites kan qua impact op tegen het kunst- of boekenkatern van NRC, De Volkskrant of De Standaard.
Nu is geld en impact het probleem niet, zolang je niet per se rijk en beroemd wilt worden. De vraag is vooral: draagt het iets nieuws bij? Want de kunstkolommen van de landelijke dagbladen en het belangrijkste internationale kunstnieuws volgen, is al een opgave; wie gaat er dan ook nog al die sites lezen?
Show, don’t tell
Het internet heeft wel degelijk kwalitatieve voordelen. De belangrijkste daarvan voor de kunstkritiek zijn dat je kunt linken en embedden. Terwijl in de traditionele kunstkritiek nauwelijks aan bronvermelding wordt gedaan, en je maar op het idiosyncratische oordeel van de grote oordelaar moet vertrouwen, kan een webtekst transparanter zijn over hoe het oordeel tot stand komt. En je kunt het – vooral in de podiumkunsten – ook laten zien. Daardoor ben je niet afhankelijk van de tenenkrommende metaforen die muziek- en dansrecensenten meestal inzetten (“verstilde klanklandschappen”, “aftastende bewegingen”), en kan het publiek zelf zien waar je het over hebt. Probleem is wel dat iemand die documentatie en opnamen vrij toegankelijk online moet hebben gezet. Maar ook bij de huidige stand van zaken kun je al veel meer achtergrond bieden dan in een krantenrecensie, en hoef je dus minder te ‘interpreteren’. (Want voor alle duidelijkheid, ‘interpretatie’ is gewoon een eufemisme voor associatief en onvolledig argumenteren.)Een ander groot voordeel van online kritiek is dat het een stuk gemakkelijker terug te vinden is. Een online platform is zijn eigen archief. Zo kun je ook makkelijker in opeenvolgende stukken een argument opbouwen (zie bijvoorbeeld hier een eerder stuk waarin ik uitvoeriger de merites van het kunstbloggen opsom). Een ander vaak genoemd voordeel van online journalistiek, dat het zo lekker snel gepost kan worden, telt bij kunstkritiek juist minder: het is geen breaking news, dus wat maakt het nou uit als je recensie binnen 1 uur in plaats van binnen een halve dag online staat? Evenmin zit er iemand te wachten op vlogs, podcasts van rondetafelgesprekken, sms-recensies en live tweets uit de zaal. Wel is het fijn dat je eenvoudig naderhand kunt corrigeren – want wie geen kleine vergissingen maakt, of zelfs blunders begaat, moet wel hele saaie stukken schrijven.
Doe iets nieuws
Die voordelen zijn niet heel revolutionair: het zijn eerder toevoegingen aan klassieke journalistieke mores. Alleen is er voor die mores op internet weinig plaats. Het web 2.0 dient vooral om dingen onder de aandacht te brengen: filmpjes delen op Facebook, leuke plaatjes op Tumblr en technorati-blogs. Lange stukken worden weggeklikt, en voor de zichtbaarheid van je recensies en beschouwingen ben je vaak afhankelijk van dezelfde culturele instellingen wiens programma je bespreekt. Online content wordt beschouwd als free publicity, of in elk geval eerder als PR dan als journalistiek. Wie heeft er tenslotte tijd om op zijn eigen houtje aan hoor en wederhoor te gaan doen? De enige echt bloeiende niche zijn de mode- en lifestyleblogs. Daar wordt immers een verkoopbaar product aangeprezen, daaraan valt geld te verdienen. Zie als afschrikwekkend voorbeeld nalden.net, waar design, muziek en andere creativiteit wordt geadverteerd als “lifestyle for the 2.0 generation”.Michaël Zeeman spelen op je eigen blog heeft dan ook niet veel zin. Er zijn feitelijk drie opties voor de jonge internetscribent: sluit je aan bij een platform, zoek een niche, of doe iets nieuws.
Over de platforms hebben we het al gehad. Daar is inhoudelijk niks mis mee. (En hard//hoofd zoekt nog schrijvers!) Wat de niches betreft, die zijn er genoeg. Er is namelijk verdomd veel kunst die niet in de papieren media wordt besproken. Zelf schrijf ik al jaren over obscure avantgarde-muziek, contemporaine dans en interdisciplinaire kunstvormen. Dat wordt dan ook alleen gelezen door musici, dansers en mafkezen. Mij houdt het lekker bezig. Maar de digitale revolutie valt daarvan niet te verwachten.
Een einde aan het kastje kijken
Blijft over optie 3. Doe Iets Nieuws. Tenslotte is de traditionele kunstkritiek ook maar een tamelijk eenzijdig gebeuren waarbij je naar een voorstelling of tentoonstelling kijkt en daar vervolgens iets interessants over probeert te zeggen. Daaraan deugen twee dingen niet: (1) De criticus beschouwt het kunstwerk nog steeds als kijkkast en (2) het leidt tot een inflatie van ‘betekenis’, een opeenstapeling van interessantige observaties en interpretaties. Het perverse gevolg daarvan is dat het aanzet tot het maken van ‘interpreteerbare’ kunst, die heel hard probeert ‘gelaagd’ te zijn. Zo cirkelen de hedendaagse kunst en de kunstkritiek om elkaar heen.Om een einde te maken aan dat kastje kijken, is het nodig dat kunst en kunstkritiek nauwer met elkaar worden verweven. Tenslotte gaat het er niet om wie iets zegt, de kunstenaar, de criticus of desnoods een derde, en ook niet of het nou kunst is, maar dat er iets interessants wordt gedaan. Het is, kortom, tijd dat “The Blurring of Art and Life” ook in de kunstkritiek doordringt. En daar kan de online kunstkritiek aan bijdragen, door een ander voordeel van het internet: de zogenaamde intermedialiteit. (In feite is dat gewoon een duur woord voor linken en embedden.) Doordat tekst, geluid en beeld door elkaar heen lopen, ben je ook niet meer gebonden aan het stramien van ‘praten-over’.
Hoe dat Iets Nieuws eruit moet zien laat zich niet voorschrijven, alleen uitproberen. Een eerste aanbeveling is meer eigen content, en minder web 2.0: niet stomweg sharen en reposten, maar tekst en beeld uit de eigen kweek. Wat je plaatst zou op zichzelf interessant moeten zijn, en niet alleen als commentaar op iets anders. Er zijn kunstenaars (te weinig!) die het uiten van beredeneerde opinies tot deel van hun kunstenaarschap hebben gemaakt. En er is een mismoedig stemmend overaanbod van nagesprekken en artist talks die wel wat kritischer zouden mogen. De opgave is nu om werken en ideeën op zo’n manier bij elkaar te brengen dat het geen pretentieuze potpourri wordt, maar een vorm van kunst zonder mystificaties, een vorm van kunstkritiek van binnenuit. De ingrediënten voor die verandering zijn er. Nu nog een beetje roeren, dan kan het gaan gisten en borrelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten