donderdag 9 mei 2013

Muziekmetaforen

Vandaag in Muziekvan.nu

Klanklandschap. Klanktapijt. Wall of sound.
Donderend. Schurend. IJl. Verstild.
Verhit. Hectisch. Dwingend. Bedwelmend. Betoverend.
Rusteloos. Uitgerekt. Uitgesponnen. Uitgesmeerd.
Fanfare. Theater. Rapsodie. Klankbeeld.

Ik beken: al deze metaforen heb ik de afgelopen jaren gebruikt om over moderne muziek te schrijven. Ik heb het niet geturfd bij mijn collega’s, maar ik vermoed dat voor hen hetzelfde geldt. En dan heb ik me nog niet verlaagd tot de ‘als kant zo fijne klankspinsels’ en ‘schitterende toonbriljanten’ uit de programma’s van het Muziekgebouw aan ’t IJ en het Concertgebouw. Het lijkt wel het al dan niet apocriefe Japanse spel ‘luisteren naar wierook’, waarbij je elkaar aftroeft met de meest bloemrijke omschrijvingen en associaties bij de geur. Of, erger nog, wijnproeven.

Mensen die over klassieke muziek schrijven hebben het maar makkelijk. Het repertoire is al bekend, dus je kunt je richten op de uitvoering en hoe die zich verhoudt tot eerdere uitvoeringen. Als het om een minder bekend of zelden opgevoerd stuk gaat, geef je er nog wat historische context bij. Je kunt een zakelijk en afgewogen oordeel geven. Niemand zal zich afvragen waar je het over hebt.

Bij moderne muziek, daarentegen, valt het niet mee om de muziek te herkennen aan de hand van de omschrijving. Een vijfentwintig minuten durende vioolsolo, een Pierrot Lunaire-achtige liederencyclus op teksten van Gottfried Benn, dat gaat nog wel. Maar daarmee weet je nog niet hoe het klinkt. Tja. Sacraal. IJl. Voortdenderend. Er zijn nou eenmaal maar erg weinig moderne stukken die repertoire-status hebben. De meeste premières zijn ook dernières.

Je kunt natuurlijk een technische beschrijving van het stuk geven. Maar daar jaag je de lezer mee weg, en het is ook geen manier om je oordeel te onderbouwen. In weerwil van wat sommige nerderige componisten denken, is een stuk niet goed omdat het complexe micropolyfonieën en exotische ritmes bevat. Niet dat ik iets tegen micropolyfonieën heb. Integendeel: bring it on. Maar mijn criterium blijft: wordt hier een interessante nieuw muzikale ervaring gecreëerd? Welk materiaal je daarbij gebruikt, is alleen relevant inzoverre het aan die evaring bijdraagt.

Dan nog blijft het moeilijk om een onderbouwd oordeel te geven. Kijk, als ik moet hijgen van opwinding, tranen in mijn ogen krijg, in slaap val, of me verbijt van verveling en frustratie, dan weet ik het wel. Maar meestal gebeurt dat alles niet en valt er eigenlijk niet zo veel belangwekkends over te zeggen. Het is dan vrij makkelijk om een paar rotopmerkingen over het betreffende stuk te plaatsen en moeilijker om nog iets aardigs te bedenken. Maar ik heb vaak genoeg naderhand opnamen beluisterd en gedacht: ‘hee, dit is eigenlijk hele goede muziek, waarom is dat me in de zaal ontgaan?’, of andersom: ‘wat vond ik hier nou zo mooi aan?’ En niet alle muziek is per se live het beste; soms is het fijn dat je er nog iets anders bij kunt doen, een boek lezen of zo.

Ik ben dan ook wel blij dat er tegenwoordig steeds meer filmpjes en opnamen online staan. Dan kan ik die gewoon embedden en daarmee mezelf en de lezer een hoop geouwehoer besparen. (Dat werkt natuurlijk alleen op internet; daarom ben ik ook wel blij met Muziekvan.nu want geen hond leest mijn eigen blog.) Ik stel vast dat tot nog toe weinig van mijn collega’s in die omslag zijn meegegaan. Dus om nog eens wat te provoceren: moet muziekkritiek wel over individuele werken gaan? Is het niet beter om die voor zichzelf te laten spreken, desnoods met wat toelichting erbij? Is het niet interessanter om te beschrijven wat er in de muziek gaande is en hoe onze muzikale beleving verandert, om naar muziek te kijken als een kunstvorm zoals andere en in verhouding tot andere? Anders blijft het stapelen met metaforen.

Zie ook: Kunstkritiek op internet moet meer zijn (hard//hoofd, augustus 2012)

Geen opmerkingen: