Vandaag in Muziekvan.nu
Klanklandschap. Klanktapijt. Wall of sound.
Donderend. Schurend. IJl. Verstild.
Verhit. Hectisch. Dwingend. Bedwelmend. Betoverend.
Rusteloos. Uitgerekt. Uitgesponnen. Uitgesmeerd.
Fanfare. Theater. Rapsodie. Klankbeeld.
Ik beken: al deze metaforen heb ik de afgelopen jaren gebruikt om
over moderne muziek te schrijven. Ik heb het niet geturfd bij mijn
collega’s, maar ik vermoed dat voor hen hetzelfde geldt. En dan heb ik
me nog niet verlaagd tot de ‘als kant zo fijne klankspinsels’ en
‘schitterende toonbriljanten’ uit de programma’s van het Muziekgebouw
aan ’t IJ en het Concertgebouw. Het lijkt wel het al dan niet apocriefe
Japanse spel ‘luisteren naar wierook’, waarbij je elkaar aftroeft met de meest bloemrijke omschrijvingen en associaties bij de geur. Of, erger nog, wijnproeven.
Mensen die over klassieke muziek schrijven hebben het maar makkelijk.
Het repertoire is al bekend, dus je kunt je richten op de uitvoering en
hoe die zich verhoudt tot eerdere uitvoeringen. Als het om een minder
bekend of zelden opgevoerd stuk gaat, geef je er nog wat historische
context bij. Je kunt een zakelijk en afgewogen oordeel geven. Niemand
zal zich afvragen waar je het over hebt.
Bij moderne muziek, daarentegen, valt het niet mee om de muziek te
herkennen aan de hand van de omschrijving. Een vijfentwintig minuten
durende vioolsolo, een Pierrot Lunaire-achtige liederencyclus op teksten van Gottfried Benn, dat gaat nog wel. Maar daarmee weet je nog niet hoe het klinkt.
Tja. Sacraal. IJl. Voortdenderend. Er zijn nou eenmaal maar erg weinig
moderne stukken die repertoire-status hebben. De meeste premières zijn
ook dernières.
Je kunt natuurlijk een technische beschrijving van het stuk geven.
Maar daar jaag je de lezer mee weg, en het is ook geen manier om je
oordeel te onderbouwen. In weerwil van wat sommige nerderige componisten
denken, is een stuk niet goed omdat het complexe micropolyfonieën en exotische ritmes bevat. Niet dat ik iets tegen micropolyfonieën heb. Integendeel: bring it on.
Maar mijn criterium blijft: wordt hier een interessante nieuw muzikale
ervaring gecreëerd? Welk materiaal je daarbij gebruikt, is alleen
relevant inzoverre het aan die evaring bijdraagt.
Dan nog blijft het moeilijk om een onderbouwd oordeel te geven. Kijk,
als ik moet hijgen van opwinding, tranen in mijn ogen krijg, in slaap
val, of me verbijt van verveling en frustratie, dan weet ik het wel.
Maar meestal gebeurt dat alles niet en valt er eigenlijk niet zo veel
belangwekkends over te zeggen. Het is dan vrij makkelijk om een paar
rotopmerkingen over het betreffende stuk te plaatsen en moeilijker om
nog iets aardigs te bedenken. Maar ik heb vaak genoeg naderhand opnamen
beluisterd en gedacht: ‘hee, dit is eigenlijk hele goede muziek, waarom
is dat me in de zaal ontgaan?’, of andersom: ‘wat vond ik hier nou zo
mooi aan?’ En niet alle muziek is per se live het beste; soms is het
fijn dat je er nog iets anders bij kunt doen, een boek lezen of zo.
Ik ben dan ook wel blij dat er tegenwoordig steeds meer filmpjes en
opnamen online staan. Dan kan ik die gewoon embedden en daarmee mezelf
en de lezer een hoop geouwehoer besparen. (Dat werkt natuurlijk alleen
op internet; daarom ben ik ook wel blij met Muziekvan.nu want geen hond
leest mijn eigen blog.) Ik stel vast dat tot nog toe weinig van mijn
collega’s in die omslag zijn meegegaan. Dus om nog eens wat te
provoceren: moet muziekkritiek wel over individuele werken gaan? Is het
niet beter om die voor zichzelf te laten spreken, desnoods met wat
toelichting erbij? Is het niet interessanter om te beschrijven wat er in
de muziek gaande is en hoe onze muzikale beleving verandert, om naar
muziek te kijken als een kunstvorm zoals andere en in verhouding tot
andere? Anders blijft het stapelen met metaforen.
Zie ook: Kunstkritiek op internet moet meer zijn (hard//hoofd, augustus 2012)
donderdag 9 mei 2013
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten