Over het redigeren van muziek
Vandaag op Muziekvan.nu
De jonge componist Gagi Petrovic pleitte onlangs voor meer eindredactie
in de hedendaagse muziek. Het komt namelijk nog teveel voor dat een
partituur gewoon bij het ensemble ingeleverd en vervolgens uitgevoerd
wordt, ook al hangt het nog aan elkaar van stopverf en losse draadjes.
Je zou denken dat daar zo langzamerhand toch eens verandering in zou
komen, met een hele generatie pro-actieve uitvoerders en een half dozijn
nieuwe band-achtige ensembles in de laatste paar jaar, maar blijkbaar
vormen die nog steeds de uitzondering. En inderdaad, er gaat geen
concert voorbij zonder dat ik denk: haal hier ‘ns wat noten weg of zet
dat eens wat duidelijker aan. Film- en theatermakers redigeren ook (al
noemen de eersten dat ‘montage’) en aan een partituur kun je makkelijk
nog wat sleutelen. Dus waarom niet? En wie nog twijfelt, moet maar eens het manuscript van The Waste Land lezen.
Toch is die twijfel te begrijpen. Zoals iedereen die iets creatiefs doet
weet, is eindeloos sleutelen geen substituut voor een goed idee of
gelukkig toeval. Pierre Boulez heeft er een slechte gewoonte van gemaakt
zijn werk op te vatten als ‘work in progress’ en te blijven herzien,
soms wel vijf decennia lang. Dat heeft bij Dérive 2 en Explosante-Fixe vooral geresulteerd in méér overbodige noten. Dan liever het beknopte Dérive 1 en het relatief weinig gereviseerde Le Marteau sans Maître.
Afgelopen donderdag presenteerden Wilbert Bulsink en Koen Kaptijn een
nieuwe versie van hun voor zover ik weet naamloze stuk bij een
vooroorlogse filmopname. Op die film, geschoten vanuit een trein, zie je
auto’s en gebouwen voorbij flitsen in slow motion. De eerste versie,
eind december in Roodkapje in Rotterdam, was wat je noemt
minimalistisch: een simpel deuntje uit de computer dat steeds herhaald
wordt en op een gegeven moment een paar tonen uit de trombone, waarvan
een vage echo blijft hangen en via een soort tape-loop-effect het
deuntje opblaast tot denderende noise. Na een uur (of zoiets?) vonden de
makers dat het einde nu wel geweest was. Op de derde kerstdag eigenlijk
best een fijne hypnotische ervaring, al had wat spacecake geholpen.
Hanns-Georg Gadamer (1900-2002) vatte ooit, een paar jaar voor zijn
dood, zijn idee van schoonheid samen met de herinnering aan een concert
dat hij 85 jaar eerder had gehoord: Nochmals, bitte, nochmals! Maar
dat was niet mijn reactie toen ik hoorde van een nieuwe uitvoering in
Splendor. Deze publieksbeproeving nogmaals, amper een maand later?
Daarvoor moet je wel knettergek zijn. Of een boek meenemen. Ik deed het
laatste.
De nieuwe versie bevat meer afwisseling. Zo is er nu naast de trombone
ook een piano, wordt de found footage afgewisseld met opnamen vanaf een
NS-trein en is er een geheime vorm van publieksparticipatie. Het deuntje
wordt niet alleen gaandeweg opgeblazen maar ook ontregeld, alsof de
naald steeds vaker overslaat. Qua muzikaal materiaal is de tweede versie
onmiskenbaar rijker – er ontstaan zelfs echt interessante
onvoorspelbare wendingen en er is interactie tussen de musici en de
computer. Maar het blijft een exercitie in publieksbeproeving, en in dat
opzicht is de eerste versie beter geslaagd. Versie 2 kom je makkelijker
door, maar versie 1 is boeiender om na te vertellen. Faites simple.
Moraal van dit verhaal? Er zitten grenzen aan wat je zelf kunt
verbeteren. Daarom zou het juist een interessant experiment zijn om eens
een collega het rode potlood aan te reiken en carte blanche te geven.
Bij voorkeur een beetje een eigenzinnige collega en eentje die niet al
docent compositie is. Zelf blijf ik met mijn vieze vingers van je stuk
af, want ik kan niet eens Vader Jacob spelen. Maar als ik af en toe iets
schrijf waardoor een componist op nieuwe ideeën komt, ook goed. Op die
manier is recenseren ook een manier van redigeren.
woensdag 12 februari 2014
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten