vrijdag 3 oktober 2014

Kleedkamerlucht en verschrompelde piemels

Vandaag in hard//hoofd


Hardlopen is een sport voor mensen die niet van teams houden. Toch zie je steeds vaker groepjes mensen trainen in het park na werktijd, maar dat heeft dan ook meer met afvallen dan met hardlopen te maken. Serieus trainen kan eigenlijk alleen met iemand die min of meer jouw tempo heeft. Tijdens een wedstrijd is er wel een soort van verbondenheid met gelijkgezwinden, maar toch zul je ze op een gegeven moment achter je laten of aan de horizon zien verdwijnen. Het paradoxale is dat je die verbondenheid het sterkst voelt met de persoon die kilometerslang voor je uit loopt en dat niet doorheeft. En waar voetballers hun doelpunten op kinderlijk ontroerende wijze met elkaar vieren, beleeft de hardloper zijn meest intense momenten alleen, als de zon opkomt in de polder of als de straatlichten aangaan in de schemering.

De kleedkamer na een hardloopwedstrijd is een rare grijze zone, gehuld in muffe kleedkamerlucht. Iedereen heeft net zijn eigen fysiek en emotioneel heftige ervaring gehad en verdwijnt dan in een grauw hok om weer in zijn dagelijkse zelf te veranderen. Gejuich en stoere verhalen zul je er niet horen. Tenminste niet van mensen die voorop lopen, want die komen een voor een binnendruppelen in een nog lege kleedkamer en bezien hun prestaties nuchter. Het wordt wel gezelliger als de grote middenmoot binnenkomt, trots dat ze überhaupt 10 of 15 km hebben uitgelopen, maar dan ben ik meestal al weg.



De emotionele beloningsstructuur van de hardloper is niet vrij van auto-erotiek. (Ik zeg ‘de hardloper’, maar dit gaat natuurlijk over mezelf). Het is een tegelijk rationeel en euforisch bewustzijn van hoe dynamisch en beweeglijk je lichaam voortstoomt; waarschijnlijk wordt het nog het beste verbeeld en verwoord in de monologue intérieur van een existentialistische hond aan het begin van de prachtige animatiefilm I am Simon. Je probeert in te schatten of je tempo goed is en je schema realistisch. Ondertussen begint je lichaam endorfine en later anandamide aan te maken, dat wil zeggen, lichaamseigen opiaten en cannabinoïden. Maar terwijl je je sterk en geweldig voelt, weet je dat je er belachelijk uitziet: rood aangelopen, zwetend en hijgend. Voor mijn eigen finishfoto’s geldt dat in het bijzonder.

Helemaal autistisch is het niet: niks werkt tijdens de training zo motiverend als een stel vrouwenbillen vijftig meter voor je. Maar hoewel hardlopen voor het voortbestaan van de soort een beslist nuttiger vaardigheid is dan voetballen, wordt het qua sexiness niet hoog aangeslagen (zie: “rood aangelopen, zwetend en hijgend”). Zelf kan ik intens genieten van een mooi dynamisch hardloperslichaam – ongeveer zoals een wielrenner naar een flitsende racefiets kijkt. Ik weet niet of er bovengemiddeld veel homo’s aan hardlopen doen; het zou me niet verbazen want het is een sport met veel körperkultur en relatief weinig machismo. Maar de kleedkamer na de wedstrijd is een erotische dead zone. Je zit onder het zweet, dus je gaat onder de douche staan tegenover wildvreemden met hun verschrompelde piemels.

Ooit liep ik de halve marathon van Schoorl, een helse tocht met ijskoude natte tegenwind waarbij je door de vloedlijn of duinrand moest om mensen in te halen. Naderhand moest je je omkleden in het lokale zwembad. Gedachteloos ging ik onder de douche staan, die ook door zwemmers werd gebruikt. Twee tienermeisjes in badpak bekeken me met een combinatie van walging en afkeuring. Pas na een paar seconden besefte ik waarom dat was.

Geen opmerkingen: