woensdag 6 april 2016

Stofhopen en Mijnwerkershymnen

Gisteren op hard//hoofd



Het was door een foto van demonstranten bij het Wildersproces, vreemd genoeg, dat ik moest denken aan The Miners’ Hymns. In die prachtige zwijgende documentaire, samengesteld uit archiefbeelden, zie je het leven van mijnwerkers in Noord-Engeland. Het zijn mannen met knoestige koppen die beestachtig worden afgebeuld, terwijl hun kinderen spelen in de stofhopen. Het lot van hun vrouwen blijft grotendeels buiten beeld. Een verdwenen wereld, die je niet graag terug zou willen. Maar zielig zijn ze niet: je ziet hoe ze samen de mijn in gaan, en op zondag bij politieke rally’s trots met hun bombastische vakbondsvaandels achter de grote trom aan trekken. Ondertussen speelt op de soundtrack een heroïsche, postminimalistische mars.

Het is een pijnlijk soort nostalgie. De aantrekkingskracht van de sociaal-democratie, een eeuw lang, lag in de boodschap dat je meer was dan een werkpaard, de belofte dat je kinderen een beter leven zouden krijgen dan jij. Conservatieven begrepen die aantrekkingskracht ook en kwamen met een gezagsgetrouwe variant erop: Bismarck voerde de eerste sociale wetgeving in om de rooien de wind uit de zeilen te nemen, Abraham Kuyper richtte een partij, een krant, een omroep en een universiteit op ten behoeve van de kleine luiden. De naoorlogse verzorgingsstaat is gebouwd op de coalitie en concurrentie van die twee partijen.

Wie wil zien waar dat is misgegaan hoeft maar het centrum van Amsterdam in te gaan. De trotse maar uitgeknepen mijnwerkers uit The Miners’ Hymns hadden zich bij een beter leven voor hun kleinkinderen vast iets anders voorgesteld dan een stel dronken Britse toeristen op een bierfiets.

De mensen die bij het begin van het proces tegen Wilders stonden te demonstreren, hadden niks van trotse mijnwerkers in een sjofel zondags pak. Ze leken meer op de cast van Ettore Scola’s wrange komedie Brutti, Sporchi e Cattivi. Ze keken kwaad en achterdochtig; je kon zien dat ze niet gezond leefden. Het gaf niet de indruk dat ze daar stonden om op te komen voor hun waardigheid of een beter leven voor hun kinderen. Dat is ook niet wat Wilders ze belooft: die zegt dat zij het volk zijn en gelijk hebben, omdat ze vinden wat hij zegt.

Het is makkelijk om neerbuigend te doen over idioten die op Wilders stemmen, maar ze staan daar wel. Er valt voor hen bij de sociaal-democraten of de christen-democraten ook niet zoveel meer te halen.

Er is in heel West-Europa, vergeleken met de immense ontwikkelingen van de vorige eeuw, nauwelijks structurele sociale stijging meer. Je kunt individueel carrière maken, maar dat is in toenemende mate stuivertje wisselen: niet iedereen kan bovenmodaal verdienen. Onderwijs en sociale wetgeving, de klassieke wegen naar een beter leven en ter bescherming van de waardigheid, zijn nu juist bestendigers van de status quo geworden. Onderwijs is geen middel meer om je als groep te verheffen, maar om later individueel te concurreren, waarbij de kinderen van hogeropgeleiden van meet aan op voorsprong staan. De herverdeling van inkomen is ongeveer constant, maar de verzorgingsstaat doet weinig voor uitgeknepen TNT-koeriers en schijnzelfstandige bouwvakkers, McJobbers, ZZP’ers en eeuwige stagiairs. Leg dan aan de ontslagen V&D- en thuiszorgmedewerkers maar eens uit dat de flexibilisering van de arbeidsmarkt voor hun eigen bestwil is. Voor de verliezers blijft er weinig anders over dan je middelvinger opsteken, en dat is dan ook precies wat de demonstranten bij het Wildersproces doen.

Wat moet je dan nog, als je sociale politiek wilt bedrijven? Zonder de belofte van een beter leven blijft het pappen en nathouden, marchanderen en morrelen. Het is niet alleen een crisis van de sociaal-democratie, het is een crisis van de democratie in het algemeen, en op nationaal niveau gaan we die niet oplossen.

Gelukkig zijn er nog genoeg mensen die wel in de belofte van een beter leven geloven. Kijk maar naar de vluchtelingen die in een gammel bootje stappen omdat ze een menswaardig bestaan willen, kijk maar naar de demonstranten op het Maidan-plein die sluipschutters trotseren. Er is een groep die zich nog wel als groep opwerkt en emancipeert, en zelfs in razend tempo: dat zijn de kinderen van immigranten. Hetzelfde geldt voor Oost-Europa, waar de afgelopen twintig jaar een immense economische inhaalslag is gemaakt en waar nog het nodige te verheffen valt. Alleen: dat zijn nou juist degenen door wie het Wildersvolk zich bedreigd voelt.

Misschien moeten we toch maar weer het roestige concept van internationale solidariteit uit de politieke stofhopen halen. Gewoon, bij wijze van democratisch experiment, omdat het publieke belang niet ophoudt voorbij Roosendaal of bij de Oder-Neisse-grens. En als we dat doen, laten we dan beginnen bij de EU. Omdat je beter bij de bestaande instituties kunt beginnen dan ex nihilo, en omdat de Europese Commissie nog altijd een van ’s werelds grootste herverdelers van welvaart is.

Morgen, woensdag 6 april, is er een referendum waarbij het Wildersvolk lekker zijn middelvinger op kan steken naar Europa en waarbij iedereen die door de bankencrisis en de Griekse crisis teleurgesteld is in de EU hetzelfde kan doen. Als we dat nou eens niet doen. Al is het maar omdat er mensen voor dat stomme associatieverdrag gestorven zijn op het Maidan-plein. Of desnoods om onze eigen waardigheid te redden uit de vieze vingers van GeenStijl.

En wat moet je dan zeggen tegen de demonstranten bij het Wildersproces? Drie dingen. Ten eerste: neem eens een voorbeeld aan een Syriër of aan een Oekraïner. Ten tweede: ja, we snappen jullie problemen, maar met een opgestoken middelvinger ga je ze niet oplossen. En ten derde: Geert Wilders geeft niks om jullie. En Thierry Baudet ook niet.

Geen opmerkingen: