Naar mijn lezing op het Brainwash Festival, oktober 2015
Eerder deze maand op hard//hoofd
Het leven is vol van tragedies. Ik bestel een lamsspies en vraag me
direct af of ik niet beter de coq au vin had kunnen nemen – en zodra de
lamsspies geserveerd wordt, weet ik zeker dat ik liever de coq au vin
had genomen. Dat is overkomelijk, maar binnen de microkosmos van die
keuze is het tragisch. Wat ik ook doe, er is geen manier om aan de
teleurstelling over mijn eigen keuzes te ontkomen.
We verhogen de inzet wat. Een fascinerend persoon vraagt of ik naar een
of ander poëziefestival ergens ver weg in het Westelijk Havengebied kom.
Dat festival interesseert me natuurlijk geen klap maar die persoon wel,
en ik moet eigenlijk eerst nog wat achttiende-eeuwse boeken doornemen
voor mijn proefschrift. Dus ik sms terug ‘misschien’ en spring op de
fiets met het plan om alleen even langs te flitsen, hoi te zeggen en
weer weg te gaan. Blijkt een uur fietsen later dat er vijftien euro
entree geheven wordt. Da’s toch wel veel geld om even hoi te zeggen. Dus
ik zeg ‘nee bedankt’ en fiets weer terug. Het was best een mooie dag om
gewoon een stukje te fietsen, maar toch: leg me uit waar ik mee bezig
ben.
Het tragische is dat dit alles helemaal niet zo irrationeel is. De coq
au vin was misschien ook tegengevallen en eigenlijk hou ik helemaal niet
van poëziefestivals. Ik weet wat ik doe en waarom ik het doe, en toch
lijk ik een soort speelbal van mijn eigen keuzes te worden. Er is
simpelweg geen doorslaggevende reden om het een of het ander te kiezen,
en dat is nou juist wat het een echte keuze maakt. Anders konden we onze
keuzes wel laten bepalen door een keuzeoptimalisatiealgoritme, en
daarmee eigenlijk onze vrije wil inruilen voor een procedure.
En het wordt nog erger: een keuze wordt niet beter als je er langer over nadenkt. Als je de Nijmeegse psycholoog Ap Dijksterhuis moet geloven blijkt dat zelfs uit onderzoek.
Er zijn meestal maar een paar transparante factoren die je snel kunt
overzien en de rest is bam, knopen doorhakken. Maar moeten we dan maar
het toeval of een impuls laten beslissen, bij gebrek aan doorslaggevende
redenen? Alsof dat een vrijere beslissing is. De tragedie is inherent
aan het kiezen: het is ook altijd een keuze om iets niet te doen. Elke
keuze is een tragedie.
Het lijkt op wat de theoretisch linguïst Ray Jackendoff in Consciousness and the Computational Mind
het ‘mind-mind-probleem’ heeft genoemd. Hij onderscheidt tussen het
‘bewuste’ en het ‘computationele’ brein. En wat dat laatste doet,
bijvoorbeeld in het vormen en ontleden van zinnen, het aansturen van
lichaamsdelen, en ook in het maken van beslissingen, is voor het bewuste
brein niet of niet geheel transparant. We weten niet echt hoe semantiek
werkt en toch begrijpen we elkaar best aardig, en je kunt pas echt
fietsen als je er niet meer over hoeft na te denken.
Er is dan weer ander onderzoek
waaruit blijkt dat een keuze – bijvoorbeeld om een knopje om te draaien
in een testsituatie – al seconden voordat de testpersoon zich dat
bewust is in het brein gevormd is. Persoonlijk maak ik me daar niet zo
druk om. Alsof zo’n voorgesorteerde keuze minder vrij is dan een logisch
dwingende keuze of een onverklaarbare impuls. Alledaagse handelingen
doe je toch al op de automatische piloot. En de meeste dingen die ik
overdag doe zijn toch aanzienlijk meer op mijn persoon toegesneden, en
hopelijk ook wat interessanter, dan een knopje omdraaien in een
testsituatie. Er is niks tragisch aan dat aan-uit-knopje. Ik had niet
stiekem gehoopt dat het eigenlijk nog uit stond.
En daarmee komen we bij de kernvraag: hoe zorg je ervoor dat het jouw
keuze wordt, in plaats van een vorm van ‘gedrag vertonen’? Hoe ontkom je
aan de Scylla en Charybdis van dwang en willekeur, en wel op zo’n
manier dat de uitkomst er ook nog eens toe doet?
Laten we het niet meteen metafysisch opvatten, maar er een
tweede-orde-vraagstuk van maken: hoe kies ik mijn keuzes? Je kunt een
zestal strategieën onderscheiden, die ik in het onderstaande schema heb
opgesomd.
(Dank aan Jean-Maxim van Dijk voor het vormgeven van de tabellen)
Wat er nog niet in dit rijtje is meegenomen is De Ander. Want daar heb
je ook nog mee te maken. Maar dat geeft niet zo, want als je die
meeneemt in de berekening krijg je een analoog rijtje. Met ook ongeveer
dezelfde bezwaren: onbekommerd met anderen omgaan is even dom als
impulsief handelen, altruïsme is ook self-kicking, en conformisme is
zeer beslist ook een vorm van onderdrukking.
Is
nou een van deze strategieën per se het beste? Ik gebruik ze allemaal
weleens (sommige wat beter dan andere). Soms is het wel zo rationeel om
gewoon een impuls te volgen – anders ben ik de rest van de dag bezig met
niet een ijsje te kopen, of niet naar een zeker poëziefestival in
Ruigoord te gaan. En dat geldt ook voor morele impulsen: als je ergens
langer over moet nadenken, weet je eigenlijk al dat het moreel troebel
is. Mijn vuistregel is: is je impuls niet immoreel of schadelijk, handel
er dan naar.
Ik heb een tijdlang een principe aangehangen dat je in twee woorden kon samenvatten: MAXIMUM AGENCY.
Oftewel: kies de theorie die jou het meeste keuzevrijheid laat. Maar
daar ben ik een beetje van teruggekomen. Want het klinkt leuk als slogan
in blokletters, maar als je probeert uit te werken wat het nou
eigenlijk moet betekenen krijg je Nietzscheaanse paradoxen. ‘Ik wil dat
het niet zo is, dus is het niet zo’. Of: ‘Do I contradict myself? Very
well, I contradict myself’. En wat wil je nu precies doen met die
maximale agency? Jezelf feliciteren dat je de Übermensch bent?Je moet toch iets, wees dan maar liever inspirerend, empathisch en niet saai.
Het punt is: ook als je geen Nietzscheaanse fantasieën hebt, ontkom je
er niet aan om bij tijd en wijle ‘de auteur van je eigen daden’ te zijn.
Probeer maar eens om niet te reflecteren op je keuzes, en er geen
consequenties uit te trekken, en probeer, om de inzet weer wat te
verhogen, dan ook nog eens sociaal te functioneren. Dus: omdat je er
toch niet aan ontkomt, kun je het maar beter goed doen. Je moet toch
iets, wees dan maar liever inspirerend, empathisch en niet saai.
Maar het zou wel weer erg geforceerd worden als je niet het recht had om
soms wel saai te zijn. Zelfs een beetje gebrek aan empathie moet mogen
van tijd tot tijd. En je hebt dan misschien niet het recht om soms
gemeen te zijn, maar het zou ook saai zijn als je het helemaal niet
kunt. Want dat beperkt toch wel danig je handelingspotentieel.
Het punt is óók: je hebt je opties niet voor het uitkiezen, en zelfs je
gedachten niet. Het is al heel wat als je iets kunt kiezen wat bij je
past en niet voor al te grote morele dilemma’s komt te staan, want soms
heb je ook gewoon ‘morele pech’. Ik kan niet zeggen dat ik ervoor heb
gekozen een soort halve dandy
te worden of als promovendus cultuurgeschiedenis te belanden op de
negende verdieping van de Erasmustoren van de Radboud Universiteit
Nijmegen. Terwijl ik toch echt die zijden sjaal zelf gekocht heb en dat
onderzoeksvoorstel zelf ingediend, dus om nou andersom te zeggen dat ik
per ongeluk die toren in ben gerold en door omstandigheden in het
keurslijf van mijn getailleerde overhemden werd gedwongen, nee.
Hoe word ik de ‘auteur van mijn eigen daden’? Ik heb die vraag eerder weleens gebruikt om uit te leggen waarom mensen kunst maken.
Want als je ergens ‘auteurschap’ kunt claimen, is het daar. Als jij het
niet maakt, gebeurt het niet, tenminste niet op die manier. En daarom
is kunstenaar zijn ook zo vet frustrerend, want als je eenmaal weet hoe
het moet, is het een kunstje geworden en kun je wel weer inpakken. En
daarom is het in de kunst ook rationeel om idiote dingen te doen. De
gracht in fietsen of vierentwintig uur stilstaan op de Noordpool of zo,
en dat bij voorkeur uit volle overtuiging. Want je moet je ergens mee
onderscheiden. Immers: iemand moet het doen.
Zegt dat ook iets over het leven buiten de veilige witte muren van de
kunstwereld? Ja, op twee manieren. Allereerst de voorspelbare boodschap.
De maatschappij zou er flink op vooruitgaan als we allemaal wat
lyrischer zouden leven. (Je moet alleen wel weten wanneer je daarmee
moet ophouden, want anders wordt het een non-stop egotrip. Mensen die
denken dat hun leven zélf een kunstwerk is zijn doorgaans tamelijk
vermoeiend.)
Waar het me echt om gaat, en dat is dus de tweede manier, is keuzes
maken. Want iedereen die weleens iets maakt weet dat het er anders uit
komt dan je dacht. Het materiaal denkt zogezegd mee. Stelliger nog, wat
je van tevoren kunt bedenken is voorspelbaar. Als je niet met het ding
in de clinch raakt, als het niet schuurt, is het ook niet interessant.
De vrijheid – en dat is dus, ahem, wat de Kunst ons Leert – zit juist in
de frictie. Het is, banaler gezegd, een soort van schuren aan jezelf.
Dat is een mooie afsluitende slogan, en mijn spreektijd is nu ook wel
zo’n beetje op. Maar ik wil toch nog wel even wat toelichten. Als je
hier een School of Life-verhaal van wilt maken: dream big, vertrouw je
intuïtie, leef dichterlijk en omarm de frictie – prima, maar het
napraten van Alain de Botton lijkt me niet de manier om de auteur van
jezelf te worden. Je kunt dit ook zien als een pleidooi voor bildung: ga
eens wat vaker naar museum of theater, en lees daarna een goed boek –
ook prima, maar waarschijnlijk vond je dat toch al, dus dan vraag ik me
af waar je die zelfbevestiging voor nodig hebt. Dus nee, ik wil eerder
een theoretisch punt maken, en dat is dat we anders moeten denken over
redeneren. Dat we redeneren niet alleen moeten zien als een kwestie van
premissen en gevolgtrekkingen, maar ook als een creatief proces,
eigenlijk als een soort van kunst. Zodat het soms ook rationeel kan zijn
om iets stoms te doen. Want elke keuze is een tragedie en dat is ook
goed zo, maar schuren blijft het toch.
woensdag 24 augustus 2016
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten