Eerder vandaag op Muziekvan.nu
Een hoogleraar computationele linguïstiek, tevens algoritmisch kunstenaar, vertelde mij ooit over de hooggespannen verwachtingen die werden gekoesterd van het IRCAM toen dat begin jaren 70 openging. Een instituut waarin geluid en compositie op een wetenschappelijke manier werden benaderd! Dat beloofde niet minder dan een totaal nieuwe muzikale ervaring. En de teleurstelling die volgde toen het resultaat zich beperkte tot geluidseffecten bij Explosante-Fixe, onttakelde pianoklanken bij Désintegrations, vervormde klokken en stemmen bij Mortuos Plango, Vivos Voco. Het is maar waarmee je teleurgesteld wilt zijn – er is slechtere muziek gemaakt – maar een totaal nieuwe ervaring was het niet. Dan was de opkomst van de psychedelische rock toch ingrijpender.
Zelf was hij in de jaren 60 in de underground in Eindhoven betrokken geweest bij experimenten met een nieuwe concertervaring, met licht en video en zo – en stelde naderhand ironisch vast dat ze de disco hadden helpen uitvinden.
Zulke hooggespannen verwachtingen bestonden bij mijn weten niet toen in 2008 in Gent het Orpheus Instituut openging. De mogelijkheid om in de muziek te promoveren bestond in Nederland en Vlaanderen al een paar jaar, en het Orpheus Instituut deed weinig anders dan dat samenbrengen en onderdak bieden.
Wat houdt dat in, promoveren in de muziek? De eerste doctor musicus in Nederland was pianist Luc Vaes, die de geschiedenis van extended piano techniques is nagegaan, heeft vastgesteld dat het fenomeen veel ouder is dan verondersteld, en dat ook zelf uitvoert. Er is Cathy van Eck die performances en installaties met luidsprekers maakt, en Aliona Yurtsevich en Falk Huebner verdiepen zich in de visuele respectievelijk theatrale aspecten van muziek. En zo zijn er nog zo’n 40 promovendi binnen het PhD-programma docARTES. Violiste Barbara Lüneburg onderzoekt aan Brunel University ‘de rol van de performer als medium tussen instrument, componist en publiek’. In de praktijk houdt dat in dat ze compositie-opdrachten geeft voor solo viool, daar als uitvoerder nauw bij betrokken is en kritisch reflecteert over wat ze doet.
Het opmerkelijke aan het oprukken van ‘artistiek onderzoek’ is dat het zo ongemerkt gaat. Niet zo lang geleden moest ik nog aan mensen uitleggen dat het bestond, promoveren in de kunsten; nu noemt zelfs een kunstenaarsgarage in Amsterdam-Noord zich de ‘Rhizomatic Research Space’ en als Documenta 13 in het teken van ‘artistic research’ staat, merkt Kunstbeeld op dat alles tegenwoordig over artistic research gaat.
Nu is in de beeldende kunst die ontwikkeling wel wat ingrijpender en problematischer geweest dan in de muziek. Gewoon omdat hedendaagse musici, en vooral componisten, altijd al tamelijk intellectueel ingestelde typetjes zijn geweest die klooien met rare reeksen, ritmes en notatiesystemen. In de beeldende kunst weten ze na twintig jaar ‘onderzoek’ nog altijd niet waar ze mee bezig zijn en zijn de uitkomsten vooral halfbakken work in progress en quasifilosofisch kunsttheoretisch geouwehoer. In de hedendaagse muziek is het vooral een uitbreiding van wat ze toch al deden. Alleen schrijven ze er nu een proefschrift over.
De belangrijkste muzikale vernieuwing is dat het nu ook de uitvoerders zijn die zich op het onderzoek storten. Waren het voorheen vooral componisten en muziektechnologen die zich bezighielden met de theoretische kant van de zaak, dankzij docARTES ontstaat een hele generatie musicologisch onderlegde performers die zelf het initiatief nemen in plaats van andermans partituur uit te voeren. Leidt dat ook tot een compleet nieuwe muzikale ervaring? Ik heb ’m nog niet meegemaakt. Maar revoluties in de concertpraktijk laten zich niet per decreet afkondigen.
Een hoogleraar computationele linguïstiek, tevens algoritmisch kunstenaar, vertelde mij ooit over de hooggespannen verwachtingen die werden gekoesterd van het IRCAM toen dat begin jaren 70 openging. Een instituut waarin geluid en compositie op een wetenschappelijke manier werden benaderd! Dat beloofde niet minder dan een totaal nieuwe muzikale ervaring. En de teleurstelling die volgde toen het resultaat zich beperkte tot geluidseffecten bij Explosante-Fixe, onttakelde pianoklanken bij Désintegrations, vervormde klokken en stemmen bij Mortuos Plango, Vivos Voco. Het is maar waarmee je teleurgesteld wilt zijn – er is slechtere muziek gemaakt – maar een totaal nieuwe ervaring was het niet. Dan was de opkomst van de psychedelische rock toch ingrijpender.
Zelf was hij in de jaren 60 in de underground in Eindhoven betrokken geweest bij experimenten met een nieuwe concertervaring, met licht en video en zo – en stelde naderhand ironisch vast dat ze de disco hadden helpen uitvinden.
Zulke hooggespannen verwachtingen bestonden bij mijn weten niet toen in 2008 in Gent het Orpheus Instituut openging. De mogelijkheid om in de muziek te promoveren bestond in Nederland en Vlaanderen al een paar jaar, en het Orpheus Instituut deed weinig anders dan dat samenbrengen en onderdak bieden.
Wat houdt dat in, promoveren in de muziek? De eerste doctor musicus in Nederland was pianist Luc Vaes, die de geschiedenis van extended piano techniques is nagegaan, heeft vastgesteld dat het fenomeen veel ouder is dan verondersteld, en dat ook zelf uitvoert. Er is Cathy van Eck die performances en installaties met luidsprekers maakt, en Aliona Yurtsevich en Falk Huebner verdiepen zich in de visuele respectievelijk theatrale aspecten van muziek. En zo zijn er nog zo’n 40 promovendi binnen het PhD-programma docARTES. Violiste Barbara Lüneburg onderzoekt aan Brunel University ‘de rol van de performer als medium tussen instrument, componist en publiek’. In de praktijk houdt dat in dat ze compositie-opdrachten geeft voor solo viool, daar als uitvoerder nauw bij betrokken is en kritisch reflecteert over wat ze doet.
Het opmerkelijke aan het oprukken van ‘artistiek onderzoek’ is dat het zo ongemerkt gaat. Niet zo lang geleden moest ik nog aan mensen uitleggen dat het bestond, promoveren in de kunsten; nu noemt zelfs een kunstenaarsgarage in Amsterdam-Noord zich de ‘Rhizomatic Research Space’ en als Documenta 13 in het teken van ‘artistic research’ staat, merkt Kunstbeeld op dat alles tegenwoordig over artistic research gaat.
Nu is in de beeldende kunst die ontwikkeling wel wat ingrijpender en problematischer geweest dan in de muziek. Gewoon omdat hedendaagse musici, en vooral componisten, altijd al tamelijk intellectueel ingestelde typetjes zijn geweest die klooien met rare reeksen, ritmes en notatiesystemen. In de beeldende kunst weten ze na twintig jaar ‘onderzoek’ nog altijd niet waar ze mee bezig zijn en zijn de uitkomsten vooral halfbakken work in progress en quasifilosofisch kunsttheoretisch geouwehoer. In de hedendaagse muziek is het vooral een uitbreiding van wat ze toch al deden. Alleen schrijven ze er nu een proefschrift over.
De belangrijkste muzikale vernieuwing is dat het nu ook de uitvoerders zijn die zich op het onderzoek storten. Waren het voorheen vooral componisten en muziektechnologen die zich bezighielden met de theoretische kant van de zaak, dankzij docARTES ontstaat een hele generatie musicologisch onderlegde performers die zelf het initiatief nemen in plaats van andermans partituur uit te voeren. Leidt dat ook tot een compleet nieuwe muzikale ervaring? Ik heb ’m nog niet meegemaakt. Maar revoluties in de concertpraktijk laten zich niet per decreet afkondigen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten