Eerder vandaag in hard//talk, de actualiteitenrubriek van hard//hoofd
Sommige van mijn collega-historici lopen rood aan als de naam Rutger Bregman valt. Voor een deel is dat de kift: Bregman heeft op zijn vierentwintigste al twee boeken en een serie spraakmakende essays in de Volkskrant geschreven, terwijl zij zwoegen op proefschriften over achttiende-eeuwse genootschappen en negentiende-eeuwse biologen. Deels is dat omdat Bregman in één van die essays de academische geschiedschrijving heeft afgeserveerd als stoffig en irrelevant. En deels is dat omdat, als je zo jong en zo snel al zoveel schrijft, je ergens op de inhoud ook concessies moet doen. Niet voor niets stuurde hij zijn eerste manuscript naar de uitgever met als mailkop: “Niet weggooien! Interessant! Lijkt op Rob Wijnberg!”
Daarmee doet Bregman zichzelf tekort, want zijn jongste boek De Geschiedenis van de Vooruitgang heeft wel degelijk een belangrijk punt: het vooruitgangsdenken is te makkelijk weggezet. Door aanhangers van de "Kritische Theorie" die denken dat de Verlichting naar Auschwitz leidt, door historici die alles "in zijn eigen tijd" willen zien, door doemdenkers. Als je gewoon kijkt naar hoe mensen zich een beter leven voorstellen, dan wordt dat aardig bereikt: hedendaags Holland is het Luilekkerland van de Middeleeuwer, en het geweld neemt elke eeuw alleen maar af. Wat de Middeleeuwer echter niet zou begrijpen is dat we collectief idioot veel harder zijn gaan werken. Laten we dat alsjeblieft niet meer doen, zegt Bregman, dat is pas vooruitgang.
Mooi dat het eens gezegd wordt, maar ik mis iets. Onthaasting is niet bepaald de oplossing voor alle problemen van de moderne tijd. Anti-vooruitgangsdenken is niet te weerleggen met alleen statistieken; het idee daarvan is immers dat het ondanks alle verworvenheden nooit beter wordt. Het argument over vooruitgang komt vrij letterlijk uit Steven Pinker’s The Better Angels of Our Nature, gestaafd met wat OESO- en VN-rapporten; Bregmans beschrijving van achttiende/negentiende-eeuws vooruitgangsdenken is elders beter gedaan; en zijn pleidooi voor minder werken staat ook al in Bertrand Russell, In Praise of Idleness. Mijn collega's kunnen het dus ongelezen laten.
Toch, het is goed dat iemand het bij elkaar in een boek stopt. Er staat geen flagrante historische onjuistheid in en de lezende burger kan er iets uit leren over ideeëngeschiedenis wat niet op Wikipedia staat. Lijkt helemaal niet op Rob Wijnberg.
Sommige van mijn collega-historici lopen rood aan als de naam Rutger Bregman valt. Voor een deel is dat de kift: Bregman heeft op zijn vierentwintigste al twee boeken en een serie spraakmakende essays in de Volkskrant geschreven, terwijl zij zwoegen op proefschriften over achttiende-eeuwse genootschappen en negentiende-eeuwse biologen. Deels is dat omdat Bregman in één van die essays de academische geschiedschrijving heeft afgeserveerd als stoffig en irrelevant. En deels is dat omdat, als je zo jong en zo snel al zoveel schrijft, je ergens op de inhoud ook concessies moet doen. Niet voor niets stuurde hij zijn eerste manuscript naar de uitgever met als mailkop: “Niet weggooien! Interessant! Lijkt op Rob Wijnberg!”
Daarmee doet Bregman zichzelf tekort, want zijn jongste boek De Geschiedenis van de Vooruitgang heeft wel degelijk een belangrijk punt: het vooruitgangsdenken is te makkelijk weggezet. Door aanhangers van de "Kritische Theorie" die denken dat de Verlichting naar Auschwitz leidt, door historici die alles "in zijn eigen tijd" willen zien, door doemdenkers. Als je gewoon kijkt naar hoe mensen zich een beter leven voorstellen, dan wordt dat aardig bereikt: hedendaags Holland is het Luilekkerland van de Middeleeuwer, en het geweld neemt elke eeuw alleen maar af. Wat de Middeleeuwer echter niet zou begrijpen is dat we collectief idioot veel harder zijn gaan werken. Laten we dat alsjeblieft niet meer doen, zegt Bregman, dat is pas vooruitgang.
Mooi dat het eens gezegd wordt, maar ik mis iets. Onthaasting is niet bepaald de oplossing voor alle problemen van de moderne tijd. Anti-vooruitgangsdenken is niet te weerleggen met alleen statistieken; het idee daarvan is immers dat het ondanks alle verworvenheden nooit beter wordt. Het argument over vooruitgang komt vrij letterlijk uit Steven Pinker’s The Better Angels of Our Nature, gestaafd met wat OESO- en VN-rapporten; Bregmans beschrijving van achttiende/negentiende-eeuws vooruitgangsdenken is elders beter gedaan; en zijn pleidooi voor minder werken staat ook al in Bertrand Russell, In Praise of Idleness. Mijn collega's kunnen het dus ongelezen laten.
Toch, het is goed dat iemand het bij elkaar in een boek stopt. Er staat geen flagrante historische onjuistheid in en de lezende burger kan er iets uit leren over ideeëngeschiedenis wat niet op Wikipedia staat. Lijkt helemaal niet op Rob Wijnberg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten