Ik bezoek nu al zo’n tien jaar concerten voor Nieuwe Muziek, maar nog altijd vind ik het moeilijk om uit te leggen wat ‘Nieuwe Muziek’ nu eigenlijk inhoudt. De term is misleidend, want letterlijk genomen is alles wat de afgelopen jaren gemaakt is ‘nieuwe muziek’, maar dat is niet waar het begrip Nieuwe Muziek op slaat. Het is niet zoals met jazz of heavy metal, dat je maar het maar gewoon moet horen en dan weet je ’t wel, want daarvoor hebben de verschillende soorten ‘Nieuwe Muziek’ te weinig gemeen. ‘Hedendaags klassiek’ suggereert naar mijn smaak teveel dat het pas serieus te nemen is als het in een klassieke traditie staat. ‘Modern gecomponeerd’ vat de inhoud nog het beste samen, in elk geval in de zin dat je bij die concerten niet zelden de vraag krijgt “are you also a composer?”. Maar musicals kun je ook componeren. Vroeger kon je nog zeggen: Nieuwe Muziek is wat er in het Muziekgebouw aan ’t IJ geprogrammeerd wordt, maar dat gaat niet meer op want het Muziekgebouw programmeert steeds conservatiever.
In zekere zin is juist die verwarring de beste illustratie voor wat Nieuwe Muziek is: een genre van muziek die niet in een duidelijk genre past. Als er alleen wat elektro-acoustische effecten in zitten of aan de snaren van de piano geplukt wordt, dan is het een tam concert. Het wordt eigenlijk pas echt Nieuwe Muziek als je je afvraagt: WTF was dat? Als je door de elektronica niet meer weet hoeveel handen er op de piano zitten, als je van je sokken geblazen wordt door een experimentele klompendansperformance, als het componistencollectief Monoták een fabriekshal omtovert tot een klankkathedraal met behulp van wat oud schroot en onttakelde orgelpijpen.