Ictus Ensemble | Ensemble Mosaik, Liquid Room, Haus der Berliner Festspiele, 20 maart
Gisteren op Gonzo(circus)
Concerten waarbij de muziek uit alle
hoeken van de zaal komt en de stukken zonder pauze in elkaar overlopen
zijn al vaker gedaan. De Night of the Unexpected deed
het tien jaar lang in Paradiso en in Tivoli, met een combinatie van
klassiek modern, electronica, progrock en alles wat daar tussen zit. Het
lijkt een specialiteit van Vlaamse ensembles te zijn, want naast ICTUS
hebben ook Champ d’Action en BL!NDMAN geëxperimenteerd met continue en
versnipperde concertformats. De mogelijke voordelen van zo’n aanpak zijn
evident: het publiek wordt uit z’n stoel geschopt en gedwongen op een
actieve manier te luisteren, de stukken voegen iets aan elkaar toe, en
door de verplaatsingen, overgangen en overlappingen ontstaat een
spanningsboog door de avond heen. ‘Gangbaar’ zal zo’n opzet niet gauw
worden; het gaat nog steeds om een paar concerten per jaar, en dat is
ook goed zo, want het moet wel bijzonder blijven. Maar ondertussen zou
je wel kunnen spreken van een subgenre in de nieuwe muziekpraktijk: het
concert als minifestival.
Vrijdagavond opende in Berlijn het festival MaerzMusik met zo’n continu en versnipperd concert, onder de titel Liquid Room. Met een duur van vier uur en twee ensembles – ICTUS en ensemble Mosaik – om die tijd te vullen was het ook binnen het genre een tour de force. Terwijl
een electro-akoestische trekdrum aan de ene kant van de zaal stond te
ijveren met een elektrisch versterkte triangel aan de andere kant, werd
op het derde podium alweer een nieuwe act opgebouwd. Ook voor het
publiek was het een inspannende ervaring: het applaus dat uitbarstte
toen de muzikale klok om twaalf uur ‘nul’ sloeg, klonk tegelijk ook als
een applaus voor de eigen noeste luisterarbeid en als een zucht van
verlichting. Gelukkig kon je in en uit lopen en voorzag de organisatie
in kartonnen krukjes.
Het was de moeite waard, en meer dan dat. Het knappe van Liquid Room is dat de continue spanning nu juist werd opgeroepen met de ogenschijnlijk simpelste middelen. Black Horizon van Marco Ciciliani bijvoorbeeld, is een stuk voor vier performers op twee liggende elektrische gitaren, aan weerszijden van de zaal opgesteld. Alles wat je met een liggende gitaar kunt doen werd ook gedaan – percussie, distortion, aanstrijken – maar met de grootste concentratie en zachtaardigheid. Het was alsof er een reusachtig snaarinstrument door de zaal heen gespannen was. Prototype 1 van Rama Gottfried is een soort micro-percussie met schraperige geluidjes van glas, muntjes, metalen staafjes en ander moeilijk te onderscheiden klankspeelgoed, versterkt via een cello als resonator. En James Tenney’s Having Never Written a Note for Percussion doet niet meer dan een gong van een meter breed in hetzelfde tempo aanroffelen, eerst een paar minuten steeds harder en dan gaandeweg zachter, zodat een heel scala aan echo’s en phase patterns ontstaat. Het beeld alleen al van de percussionist zittend voor die grote bronzen cirkel was memorabel.
Er
waren, in de continue opeenvolging van stukken, toch rustmomenten. De
sterkste choreografische ingreep was wel dat na anderhalf uur een grote
metalen afscheidingswand werd opgetakeld, aan de kant van de zaal die
tot dan toe niet gebruikt was: letterlijk een vierde wand die werd
opgeheven. Erachter stond een videoscherm waarop sequenza van Manon de Boer en George van Dam geprojecteerd werd, een opname in extreme close-up van Berio’s Sequenza VIII voor solo viool. Het is misschien wat vreemd om Modified Projector Performance
van Bruce McClure als rustmoment aan te merken – een abstracte,
stroboscopische film met synchroon daaraan luide, indringende dreunen
die ook buiten de zaal goed te horen waren – maar het gaf in elk geval
musici en toeschouwers de gelegenheid om even de benen te strekken. En
het contrast had niet groter kunnen zijn met het lang uitgesponnen,
verstilde Streichquartett II van Wandelweiser-componist
Jürg Frey dat daar op volgde. (Wandelweiser is een
componistencollectief dat zich toelegt op stilte en het verstrijken van
tijd.)
MaerzMusik noemt zichzelf dit jaar een Festival für Zeitfragen, en gaat gepaard met een conferentie over The Politics of Time. Het
ICTUS ensemble nam dat thema letterlijk door in verscheidene
intermezzo’s de tijd muzikaal op te lezen. “At the third beat, it will
be 9:50:30.” Het is een manier om ijkpunten in de doorlopende
klankstroom aan te brengen zonder de muziek te onderbreken, maar ook –
om het in het Bergsoniaanse jargon van de programmakrant te zeggen – om
kloktijd om te zetten in beleefde tijd. En het maakt van het einde van
het concert een kleine nieuwjaarsviering, die nog samenvalt met het
begin van de astronomische lente ook.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten