zaterdag 20 oktober 2007

Radiohead, het Output Festival en de verkenning van nieuwe klankwerelden

Zoals zovelen de afgelopen week heb ik In Rainbows gedownload, het nieuwe album van Radiohead, en zoals de meesten heb ik die gelegenheid aangegegrepen om ook mijn oude Radiohead-albums weer eens te beluisteren. Over de manier van verspreiding is ondertussen wel genoeg gezegd, dus laten we het maar over de muziek hebben.
Duidelijk is dat Radiohead verder gaat op de met Hail to the Thief ingeslagen weg, dat wil zeggen sophisticated maar overzichtelijk gestructureerde songs met meestal een geleidelijke stapeling van geluiden. Niet de electronische klanklandschappen van Kid A dus, of de schurende fashionable paranoia van OK Computer, of de van Kurt Kobain losgerukte gitaren van The Bends. Het goede nieuws is dat In Rainbows gepolijster en evenwichtiger is dan zijn voorganger van alweer drie jaar geleden, en zeker even dansbaar als Kid A. Dat is ook meteen het slechte nieuws: Radiohead? gepolijst, evenwichtig en dansbaar? wat is dat voor bullshit?

Ook dit nieuwe album bevat weer de nodige muzikale vondsten en het kenmerkende Radiohead-geluid. Wat echter ontbreekt zijn nummers die eruit springen: zoals de ruis van 'Iron Lung', de falset van 'Creep', de keiharde inzet van OK Computer met 'Airbag', het onrustbarende slaapliedje 'Silent', het iets te veel besproken 'Paranoid Android', de Kurt-Weill-achtige fanfare van 'Living in a Glasshouse', de extatische ontsporing van 'The National Anthem' gevolgd door de ijle electronica van 'How to Disappear Completely', de twee versies van 'Morning Bell', de als Ravels Bolero aanzwellende geluidskolonne van 'There There'. Zelfs het experiment met rap is al eens beter gedaan in het laatste nummer van Hail to the Thief.
Het heeft er alle schijn van dat de groep 'zijn sound' nu wel denkt te hebben gevonden en moe wordt van de kritiek dat hij weer ruige rockers moet gaan schrijven zoals in The Bends, maar toch half aan die kritiek heeft toegegeven. Even duidelijk: In Rainbows is een prima plaat, ik blijf er gerust nog even op dansen zonder slecht geweten, maar hij ontbeert urgentie.

Jonny Greenwood, de eerste gitaar van the Head, won verleden jaar de BBC composer's award met Popcorn Superhet Receiver, een stuk dat begint als een Ligeti-micropolifonie en moderne stijlgrepen bevat als het imiteren van een oscillator door een groep strijkers. Een terechte winnaar, maar vooral in vergelijking met de half dozijn muzikaal briljante Britse componisten die proberen de symfonische traditie met andere middelen voort te zetten (Adès, Turnage, Benjamin, zoek er zelf nog drie). Die lui doen eigenlijk hetzelfde fout als Radiohead met dit nieuwe album doet: een beetje vrijblijvend naar nieuwe klankcombinaties zoeken, in plaats van daadwerkelijk iets te laten gebeuren. Voor nieuwe geluiden heb je geen complexe muziek nodig - luister maar naar 'I remember Nothing' van Joy Division.
Tristan Murail heeft ooit het spectralisme uitgelegd aan de hand van een vergelijking met popmuziek (ik heb hier geen toegang tot JSTOR, dus ik parafraseer uit het hoofd): 'voor onze [niet mijn] geschoolde oren klinkt alle popmuziek gruwelijk hetzelfde: pentatonische melodietjes, accent op de achtste tel, E flat. Maar jonge mensen pikken zonder moeite hun favoriete groep eruit. Hoe doen ze dat? Op de "sound". Op de klankkleur.'
Ik heb geen muzikaal geschoolde oren, maar ik hou wel van de sound van electrische gitaren, en ik vind popmuziek nogal eentonig, vooral geschikt om stemmingen op te wekken of om op te dansen. De vergelijking met spectralisme is vooral interessant omdat ik net zo hartstochtelijk van dat isme als van Radiohead hou, maar the Head even weeïg geworden is als de nieuwere werken van Murail en de semi-kitsch van Saariaho.

In de week dat ik afstudeerde werd in het Muziekgebouw aan 't IJ het Output Festival gehouden, voor het gebruik van de electrische gitaar in modern klassiek. Er lijkt wel een samenzwering te zijn om te verhinderen dat ik ooit mijn held Murail tegenkom, want zoals ik zijn gastles verleden jaar miste omdat de BHV-cursus uitliep, kon ik nu niet bij het concert met stukken van Murail zijn omdat ik voor een enkele cursusgroep van zes mensen de werkplek moest openhouden. Balen balen balen. Ik had natuurlijk graag net zo'n verslag geschreven als van het Gaudeamus Festival, maar op basis van wat ik gehoord heb kan dat niet.
Het stuk van Murail klonk op de podcast van Radio 4 als typisch Murail, wel een energiek stuk, maar het lukt me niet om die podcast ook weer uit het digitale archief te halen. De installatie van Fred Frith was een typisch voorbeeld van muziek die het beter doet vanaf opname dan live: hij trok touwtjes tussen de snaren door, en tikte tegen tussen de snaren gestoken eetstokjes. Prachtige achtergrondmuziek, vol verrassingen als je er iets anders bij te doen hebt. Het optreden van Champ d'Action ontbeerde een beetje actie (anders dan hun overweldigende theatrale weergave van Nono tijdens het Holland Festival 2006).
Niks mis mee om het instrumentarium van de moderne klassiek uit te breiden met de versterkte gitaar, maar hoe moet je de energie van gitaarrock overbrengen naar een ander formaat dan de rocksong? Het is ook door rockmuzikanten geprobeerd, maar om eerlijk te zijn vind ik de riedeltjes van Frank Zappa, de jams van The Soft Machine en de lange nummers van Pink Floyd c.s. minder interessant dan hun eerste albums. Je zou denken dat Radiohead, in zijn creatieve crisis na de 'electronische' albums, zich daarover het hoofd heeft gebroken en het hoofd er vervolgens maar bij neer heeft gelegd.
Zitten er mensen te wachten op een rock opera van Radiohead, of op jams zonder einde zoals de Velvet Underground op de video van Warhol? Of op een 'symphonische Wende'? Ich nicht! Maar wie met In Rainbows tevreden is, houdt niet meer om dezelfde reden van Radiohead als destijds om OK Computer.
Misschien is macaber muziektheater een idee?

Geen opmerkingen: