maandag 25 juni 2012

Luisteren naar wierook

Eerder vandaag op muziekvan.nu, platform voor hedendaagse muziek\


Twee jaar geleden werd een serie debatten gehouden over de staat van de moderne muziek in Nederland. De toon van die debatten was zorgelijk: er worden wel veel mooie dingen gemaakt, maar het publiek blijft weg. De terugkerende vraag was dan ook: hoe leggen we het ze uit? Hoe zorgen we dat het publiek begrijpt hoe mooi het is?
Ho. Stop. Dat is dus de verkeerde vraag. Het is maar georganiseerd geluid. Als je het publiek gaat uitleggen hoe moeilijk het is, ben je ze al kwijt. Het is niet zo slecht gesteld met de leergierigheid van “het publiek” – ze komen graag naar een inleiding of een gesprek met de makers. Maar wel pas nádat ze een kaartje hebben gekocht.

Volgens Ezra Pound bestond er in achtste-eeuws Japan een tijdverdrijf dat “luisteren naar wierook” genoemd werd. Dat spel bestond eruit om geconcentreerd de geuren in je op te nemen en vervolgens op de meest poëtische wijze te beschrijven hoe je die geur beleefde en wat je er bij dacht. Het kan zijn dat het een fabeltje is, want Ezra Pound zoog wel vaker dingen uit zijn duim, maar dat is dus ook hoe sommige mensen over muziek denken. Een jonge conservatieve NRC-columnist schijnt muziekavonden te organiseren waarbij nette mensen aandachtig naar klassieke muziek luisteren en daarna vertellen wat die muziek voor hen betekent. Aan het andere einde van het spectrum is er de avant-gardistische Wandelweiser-groep, die muziek maken waarin het verstrijken van tijd centraal staat. Die muziek bevat dan ook erg veel betekenisvolle stilte. Er schijnen mensen met gesloten ogen naar te luisteren.

Zelf ben ik, naar die maatstaven, een muzikale barbaar. Ik speel geen instrument, ik kan geen noten lezen en ik ben pas serieus naar muziek gaan luisteren toen ik als student een baantje kreeg waarbij ik betaald werd om niks te doen. Binnen een jaar ging het toen van Mahler en Debussy via Bartók en Sjostakovitsj naar Schönberg en Webern, Boulez en Nono en van daar naar de muziek van hier en nu. Zodoende belandde ik dus bij de concerten van Gaudeamus en de Nieuwe Muziek Arena op het conservatorium. Vaak bestond “het publiek” daar uit een paar familieleden, de studiegenoten en Floris Solleveld.
Op een middag kwam er opeens een complete CKV-klas middelbare scholieren de zaal in, meegesleept door hun muziekdocent. Er werd net een tamelijk absurdistisch stuk gespeeld, Duo II voor fluit en percussie van Bart de Vrees. En de kids vonden het prachtig. Nee, niet als in “open mond van bewondering”. Ze lagen in een breuk. Dat ene stuk heeft meer gedaan om zieltjes te winnen dan drie debatten over “De oplossing van de hedendaagse muziek”.

Er hoeft niet zo heel moeilijk over gedaan te worden. In Kwadratur III: Cube speelt het Vlaamse collectief BL!NDMAN verspreid door het gebouw 16 solo’s, in de zalen, in de foyers, in de gangen en backstage. Als luisteraar kun je daar doorheen lopen, blijven hangen bij wat je aanspreekt, maar ook een plek opzoeken waar de muziek uit verschillende hoeken komt en dat combineren. Voor alle duidelijkheid: het gaat daarbij om extreem verfijnde hedendaagse muziek. Er zat ook een solo voor altviool tussen van Benjamin Britten. Hè? Britten? Dat is toch helemaal niet avant-garde? Meestal niet nee. Maar dit was toch wel verdomd goede muziek.

John Cage verwachtte van zijn musici dat ze ook de grootst mogelijke malligheid met de grootst mogelijke ernst en precisie uitvoerden. Dat was wellicht wat maniakaal, maar die combinatie van humor en ernst is wel nodig om de grenzen van de muzikale ervaring op te rekken. Kids like it is tenslotte ook geen zaligmakend criterium. Soms is het echt moeilijk. Je moet er alleen niet moeilijk over doen.
Een vriendin van me beleeft moderne muziek intens lichamelijk. Als ze een bijzonder geluid hoort, voelt ze letterlijk pijn. Ik keek ooit vol bewondering toe hoe zij met een verrukte grimas luisterde naar een stuk van Tristan Murail, vol met spectralistische klanktovenarij uit het IRCAM. Naderhand slaakte ze een zucht en zei: “ja, eigenlijk was het toch niet zo’n heel goed stuk”.

Geen opmerkingen: