Vandaag in, waar anders, hard//hoofd
We hebben een koning
kroon hem met doornen
Bedelf hem onder de liefde van
miljoenen verweesde Bataven
zing hem een koningslied
o nee toch niet
Hoera hoera
Doop hem met oude klare
laat een vat bier
zijn voetstuk zijn
maandag 29 april 2013
zondag 28 april 2013
donderdag 25 april 2013
Basel-neurose
Vandaag in hard//hoofd, als deel van een special "Boekensteden" n.a.v. de tentoonstelling Citybooks in de Brakke Grond.
In 2003 wilde ik naar Basel. Dat kwam doordat ik Jacob Burckhardt’s Die Kultur der Renaissance in Italien had gelezen. En daarna een essay van Carl Schorske, "History as a Vocation: Burckhardt’s Basel."
Burckhardt was een van de meest geslaagde producten van het negentiende-eeuwse Baselse Bildungsbürgertum. Het Basel van Burckhardt was een merkwaardig soort enclave, gedomineerd door een beperkt aantal families van geleerden en notabelen die erg erop gesteld waren de stad autonoom te houden, niet al te groot te laten worden en de moderne tijd maar mondjesmaat toe te laten. Met Kultur der Renaissance heeft Burckhardt min of meer de cultuurgeschiedenis en het begrip van de “Renaissance” zoals we die nu kennen uitgevonden. Ik wist toen nog niet dat ik mijn scriptie over Bildung zou schrijven en dat ik negen jaar later, tot mijn eigen ironie, promovendus zou worden bij de vakgroep Cultuurgeschiedenis. En wellicht had het meer voor de hand gelegen om na Burckhardt op Italienische Reise te gaan. Maar ik wou naar Basel.
In 2003 wilde ik naar Basel. Dat kwam doordat ik Jacob Burckhardt’s Die Kultur der Renaissance in Italien had gelezen. En daarna een essay van Carl Schorske, "History as a Vocation: Burckhardt’s Basel."
Burckhardt was een van de meest geslaagde producten van het negentiende-eeuwse Baselse Bildungsbürgertum. Het Basel van Burckhardt was een merkwaardig soort enclave, gedomineerd door een beperkt aantal families van geleerden en notabelen die erg erop gesteld waren de stad autonoom te houden, niet al te groot te laten worden en de moderne tijd maar mondjesmaat toe te laten. Met Kultur der Renaissance heeft Burckhardt min of meer de cultuurgeschiedenis en het begrip van de “Renaissance” zoals we die nu kennen uitgevonden. Ik wist toen nog niet dat ik mijn scriptie over Bildung zou schrijven en dat ik negen jaar later, tot mijn eigen ironie, promovendus zou worden bij de vakgroep Cultuurgeschiedenis. En wellicht had het meer voor de hand gelegen om na Burckhardt op Italienische Reise te gaan. Maar ik wou naar Basel.
woensdag 17 april 2013
Vooruitgang voor de lezende burger
Eerder vandaag in hard//talk, de actualiteitenrubriek van hard//hoofd
Sommige van mijn collega-historici lopen rood aan als de naam Rutger Bregman valt. Voor een deel is dat de kift: Bregman heeft op zijn vierentwintigste al twee boeken en een serie spraakmakende essays in de Volkskrant geschreven, terwijl zij zwoegen op proefschriften over achttiende-eeuwse genootschappen en negentiende-eeuwse biologen. Deels is dat omdat Bregman in één van die essays de academische geschiedschrijving heeft afgeserveerd als stoffig en irrelevant. En deels is dat omdat, als je zo jong en zo snel al zoveel schrijft, je ergens op de inhoud ook concessies moet doen. Niet voor niets stuurde hij zijn eerste manuscript naar de uitgever met als mailkop: “Niet weggooien! Interessant! Lijkt op Rob Wijnberg!”
Daarmee doet Bregman zichzelf tekort, want zijn jongste boek De Geschiedenis van de Vooruitgang heeft wel degelijk een belangrijk punt: het vooruitgangsdenken is te makkelijk weggezet. Door aanhangers van de "Kritische Theorie" die denken dat de Verlichting naar Auschwitz leidt, door historici die alles "in zijn eigen tijd" willen zien, door doemdenkers. Als je gewoon kijkt naar hoe mensen zich een beter leven voorstellen, dan wordt dat aardig bereikt: hedendaags Holland is het Luilekkerland van de Middeleeuwer, en het geweld neemt elke eeuw alleen maar af. Wat de Middeleeuwer echter niet zou begrijpen is dat we collectief idioot veel harder zijn gaan werken. Laten we dat alsjeblieft niet meer doen, zegt Bregman, dat is pas vooruitgang.
Sommige van mijn collega-historici lopen rood aan als de naam Rutger Bregman valt. Voor een deel is dat de kift: Bregman heeft op zijn vierentwintigste al twee boeken en een serie spraakmakende essays in de Volkskrant geschreven, terwijl zij zwoegen op proefschriften over achttiende-eeuwse genootschappen en negentiende-eeuwse biologen. Deels is dat omdat Bregman in één van die essays de academische geschiedschrijving heeft afgeserveerd als stoffig en irrelevant. En deels is dat omdat, als je zo jong en zo snel al zoveel schrijft, je ergens op de inhoud ook concessies moet doen. Niet voor niets stuurde hij zijn eerste manuscript naar de uitgever met als mailkop: “Niet weggooien! Interessant! Lijkt op Rob Wijnberg!”
Daarmee doet Bregman zichzelf tekort, want zijn jongste boek De Geschiedenis van de Vooruitgang heeft wel degelijk een belangrijk punt: het vooruitgangsdenken is te makkelijk weggezet. Door aanhangers van de "Kritische Theorie" die denken dat de Verlichting naar Auschwitz leidt, door historici die alles "in zijn eigen tijd" willen zien, door doemdenkers. Als je gewoon kijkt naar hoe mensen zich een beter leven voorstellen, dan wordt dat aardig bereikt: hedendaags Holland is het Luilekkerland van de Middeleeuwer, en het geweld neemt elke eeuw alleen maar af. Wat de Middeleeuwer echter niet zou begrijpen is dat we collectief idioot veel harder zijn gaan werken. Laten we dat alsjeblieft niet meer doen, zegt Bregman, dat is pas vooruitgang.
maandag 15 april 2013
Design op een sokkel
eerder vandaag in hard//hoofd
Begin 2012 ging ik naar de tentoonstelling van Studio Job in het Groninger Museum, met de bedoeling een vernietigend stuk over Dutch Design te schrijven. “Dutch Design”, voor alle duidelijkheid, is niet de Nederlandse traditie van helder, minimaal, functioneel design, zoals in de huisstijl van wijlen de PTT, de keukens van Bruynzeel en de bewegwijzering van de ANWB. Nee, “Dutch Design” staat vooral voor ironisch ontwerp uit Nederland. Denk aan: kasten uit sloophout, een boomstam als bank, porseleinen kopjes in de vorm van gedeukte plastic bekertjes, rasterhekken met kantklospatronen. Studio Job is de extreme versie daarvan: disfunctionele, postmoderne fetish-objecten die tegelijk protserig en lullig zijn. Gigantische glimmende koffiepotten op een sokkel, barokke bronzen stoelen die te zwaar zijn om te tillen, en als dieptepunt (geweigerd door het museum) een tafelkleed met concentratiekampmotief. Dat soort werk.
Het opzienbarende was: ik vond het leuk. Die tot extreme proporties opgeblazen gebruiksvoorwerpen, die wandtableaus met dierenskeletten, landbouwproducten en industriële raderwerken, die van binnen geëxplodeerde kasten waar je niks in kon doen, deden het prima als museaal object. Vanzelfsprekend waren er ook kleinere prullen te koop in de museumshop, weliswaar zelfs voor design stevig aan de prijs, maar niet duurder dan een gemiddeld uniek kunstwerk van dezelfde grootte, decoratief geschikter als blikvanger en beter afgewerkt. Je moet het alleen niet als gebruiksvoorwerp zien. Het zijn kunstobjecten die design gebruiken als beeldtaal.
Begin 2012 ging ik naar de tentoonstelling van Studio Job in het Groninger Museum, met de bedoeling een vernietigend stuk over Dutch Design te schrijven. “Dutch Design”, voor alle duidelijkheid, is niet de Nederlandse traditie van helder, minimaal, functioneel design, zoals in de huisstijl van wijlen de PTT, de keukens van Bruynzeel en de bewegwijzering van de ANWB. Nee, “Dutch Design” staat vooral voor ironisch ontwerp uit Nederland. Denk aan: kasten uit sloophout, een boomstam als bank, porseleinen kopjes in de vorm van gedeukte plastic bekertjes, rasterhekken met kantklospatronen. Studio Job is de extreme versie daarvan: disfunctionele, postmoderne fetish-objecten die tegelijk protserig en lullig zijn. Gigantische glimmende koffiepotten op een sokkel, barokke bronzen stoelen die te zwaar zijn om te tillen, en als dieptepunt (geweigerd door het museum) een tafelkleed met concentratiekampmotief. Dat soort werk.
Het opzienbarende was: ik vond het leuk. Die tot extreme proporties opgeblazen gebruiksvoorwerpen, die wandtableaus met dierenskeletten, landbouwproducten en industriële raderwerken, die van binnen geëxplodeerde kasten waar je niks in kon doen, deden het prima als museaal object. Vanzelfsprekend waren er ook kleinere prullen te koop in de museumshop, weliswaar zelfs voor design stevig aan de prijs, maar niet duurder dan een gemiddeld uniek kunstwerk van dezelfde grootte, decoratief geschikter als blikvanger en beter afgewerkt. Je moet het alleen niet als gebruiksvoorwerp zien. Het zijn kunstobjecten die design gebruiken als beeldtaal.
vrijdag 12 april 2013
De grote onderdoorgang gaat open
Vandaag in hard//hoofd, naar aanleiding van de heropening van het Rijksmuseum morgen
De grote onderdoorgang gaat open
met een museum er boven en onder
Er is vierenveertigduizend vierkante meter vloer
voor opgetild en het Vondelpark haast onder water gezet
maar de grote onderdoorgang gaat open
Je zult de fietsers zien langsflitsen vanaf de binnenplaats
Koning Gorilla wilde het nooit zien en noemde het “dat klooster”
nu zijn de zalen weer zoals hij ze nooit zag
en koning Teddybeer zal aan zijn moeder zeggen dat het mooi is
De grote onderdoorgang gaat open
met een museum er boven en onder
Er is vierenveertigduizend vierkante meter vloer
voor opgetild en het Vondelpark haast onder water gezet
maar de grote onderdoorgang gaat open
Je zult de fietsers zien langsflitsen vanaf de binnenplaats
Koning Gorilla wilde het nooit zien en noemde het “dat klooster”
nu zijn de zalen weer zoals hij ze nooit zag
en koning Teddybeer zal aan zijn moeder zeggen dat het mooi is
donderdag 4 april 2013
Proletariër Buttplug
Illustratie bij een artikel van Michelle van Dijk over klassentegenstellingen in Rotterdam, vandaag op hard//hoofd. Daar ook deze week: mijn typografische verbeelding van het gedicht "Quality Street" van Nele Buyst.
En voor de trouwe lezers: hierbij ook een eerdere versie.
Abonneren op:
Posts (Atom)