dinsdag 30 juli 2013

De barbaren komen

voor Ernst van den Hemel


We wachten op de barbaren
er is gezegd dat ze zullen komen met de volgende trein
het station is afgezet
de ME heeft omheiningen geplaatst

We wachten op de nieuwe generatie barbaren
niemand weet precies hoe ze eruit zien
ze dragen geen vellen en knotsen ze gooien niet met bier
er wordt gezegd dat ze gevuld zijn met draden van binnen

Die je pas ziet als je ze open snijdt
Er wordt gezegd dat je het wit van hun ogen
niet kunt zien in het donker

Birthday Greetings


Je zou verwachten dat er vandaag iets raars gebeurt:
een vuilnisbak die begint te zingen
een vliegtuigspoor dat in alle kleuren van de regenboog uiteenspat

Onder de grond verpopten de wormen al tot draken
Spoken zwollen op in de straatlantaarns

Maar de knal is nog niet geknald
de kurk zit nog op de vijf meter hoge champagnefles
alle vrouwen in de trein hebben hun kleren nog aan

Er komt nog altijd water uit de kraan geen tequila sunrise

maandag 15 juli 2013

Sketches around Jardin du Luxembourg

Ways to spend an hour on a summer Sunday afternoon with a sketch pad. Drawings I made yesterday while in Paris on a residency project of Flemish-Dutch House deBuren at Maison Biermans-Lapôtre.

 Church next to the Panthéon. Seen from the Place du Panthéon.

 Street view, Rue de St Jacques

 Two Asian girls in the park

The Uses of Snobbery

How leaving out explanations kicked historical linguistics upward
Previously on Shells and Pebbles
 

How many people could read Arabic script in Germany around 1800? The question struck me in 2006 as I was making my first steps in intellectual history with a paper on Friedrich Schlegel’s Über Sprache und Weisheit der Indier (1808). Schlegel’s book – now considered a groundbreaking work in comparative linguistics – includes samples of untranscribed Persian, to show that Persian is part of the same language family as Sanskrit, Greek, Latin and German and has the same “organic” system of conjugation. You don’t really need to know Arabic script to get that point, and for all we know Schlegel had at best a very limited grasp of Persian. But if you want to test and elaborate Schlegel’s ideas, well yes, then you need to. The use of Arabic script in a book for German readers is unmistakably snobbery, but the real question is whether that snobbery was also useful.

Seven years later I still don’t know the answer to my initial question, but I can make an educated guess. There was Arab printing type. Professor Michaelis in Göttingen (actually Schlegel’s uncle-in-law) was teaching Arab to generations of theology students. The Austrian mission to the Sublime Porte included a school for translators – the so-called Sprachknaben – among whose pupils was Joseph von Hammer-Purgstall. (At that point Turkish was still written in Arabic.) Knowledge of oriental languages was an asset, if far from mandatory for theologians, and many learned pastors dallied in Hebrew and Aramaic. Wilhelm von Humboldt knew the basics of 33 languages; Adelung and Vater made a compilation of Paternosters in all the 500 known languages; a decade later, Goethe wrote West-Östlicher Divan. Still, there could have been hardly more than a thousand people capable of reading Schlegel’s Persian at the time, and these need not have been Schlegel’s readers.

woensdag 10 juli 2013

De musealisering van muziek

eerder vandaag op Muziekvan.nu

Ik gebruik nooit audiotours. Ik wil gewoon tekst. Audiotours gaan te langzaam, ze kunnen minder complexe informatie overbrengen en ze dwingen je vaak ook nog in een keurslijf om een bepaald parcours af te leggen. Het enige voordeel is dat je tegelijk de toelichting kunt horen en het object bekijken, maar verder is mij een raadsel waarom die dingen ooit zo’n opmars hebben gemaakt in het museumwezen. Tenzij je in een muziekmuseum bent natuurlijk. Dan is het plotseling een heel ander verhaal.



Nu zijn er niet zoveel muziekmusea. In Nederland kom je niet verder dan het Pianola Museum en Museum Speelklok. In Brussel staat het MIM, een museum dat gezegend is met een naam die in verschillende talen een afkorting voor muziekinstrumentenmuseum kan zijn. Die musea vallen alledrie onder de noemer ’sympathiek‘. Het Pianola Museum is een klein liefdewerk in de Jordaan dat alleen op zondagmiddag open is, maar waar wel een bont programma aan concerten gegeven wordt, tot pianolajazz en onspeelbare avantgardepartituren aan toe. Museum Speelklok is een oude kerk in Utrecht, tot de nok gevuld met muziekautomaten door de eeuwen heen. Het MIM vult vier verdiepingen van een art-nouveaupaleis op de Kunstberg met een labyrint aan historische instrumenten. Fijne plekken, maar het zijn geen Rijksmusea van de Muziek, zoals die er wel zijn van volkenkunde, oudheden, biologie, wetenschap en techniek, geneeskunde en luchtvaart.

In Frankrijk is dat anders. In het noordwesten van Parijs, tegen de rondweg aan, staat de Cité de la Musique. Het gebouw maakt deel uit van een complex op het Parc de la Vilette, samen met het nationaal conservatorium, een aantal zalen en theaters, en de nieuwe Philharmonique in aanbouw. De Cité zelf is vijf verdiepingen hoog, huisvest tevens een concertzaal en biedt onderdak aan het Ensemble Intercontemporain, het belangrijkste Franse ensemble voor hedendaagse muziek. En er is zelfs een museumshop – eigenlijk muziekwinkel/boekhandel. Het is, kortom, een typisch Frans cultureel prestigeproject.