Gisteren in Waterstof
maandag 28 april 2014
maandag 21 april 2014
Grote Dikke Boeken
Vandaag in Shells and Pebbles
George Cruikshank, cartoon van James Bateman, The Orchidicaea of Mexico and Guatemala (1837-1843), uit: Lorraine Daston & Peter Galison, Objectivity (New York 2007), p. 25. Onderaan staat: méga biblíon méga kakón ('groot boek, groot kwaad'), een citaat van Kallimachos.
“Goedemiddag, ik had zeven boeken aangevraagd, ik weet niet of ze er al zijn?”
“Jaaaa”, zei de bibliothecaris grinnikend, “die zijn er al”, en keek naar de kar waarop de Description de l’Egypte lag opgestapeld, zeven dozen van 100×70 cm, een stapel van zeker een halve meter hoog. En dit waren dan nog alleen de platen. Ik had eerder omvangrijke werken aangevraagd, maar dit was toch wel de overtreffende trap.
Geleerden in de 18e en 19e eeuw communiceren middels grote dikke boeken. Het is een eigenaardigheid waar je snel aan went maar die het werk er voor de hedendaagse onderzoeker niet makkelijker op maakt, want hoe maak je in godesnaam een vergelijking tussen zeven vier- tot twaalfdelige geschiedenissen van de Franse revolutie, of tientallen laat-18e-eeuwse Duitse tekstboeken en compendia? De Description de l’Egypte is nog relatief doenlijk, want er staan tenminste plaatjes in – meer dan 800, dat wel, maar je kunt ze in één middag doorbladeren. Dat geldt pertinent niet voor de 21 delen van de Vaderlandsche Historie van Jan Wagenaar (supplementen buiten beschouwing gelaten).
Nu zijn er snellere manieren om achter de inhoud te komen, bekend bij elke middelbare scholier en literatuurrecensent: je leest het voorwoord, de inhoudsopgave, de hoofdstukken waar sappige scènes (i.e. controversiële issues) in zouden kunnen staan en een paar besprekingen. Maak het iets wetenschappelijker met een OCR-search naar trefwoorden (vrijwel al die dikke boeken zijn gedigitaliseerd, zij het niet altijd volledig), een inventarisatie van auteurs waarnaar verwezen wordt, een taxonomie van genre-kenmerken en je hebt al een heel aardige indicatie. Dat wil zeggen, van het wat. Het waarom is soms lastiger te bevatten.
George Cruikshank, cartoon van James Bateman, The Orchidicaea of Mexico and Guatemala (1837-1843), uit: Lorraine Daston & Peter Galison, Objectivity (New York 2007), p. 25. Onderaan staat: méga biblíon méga kakón ('groot boek, groot kwaad'), een citaat van Kallimachos.
“Goedemiddag, ik had zeven boeken aangevraagd, ik weet niet of ze er al zijn?”
“Jaaaa”, zei de bibliothecaris grinnikend, “die zijn er al”, en keek naar de kar waarop de Description de l’Egypte lag opgestapeld, zeven dozen van 100×70 cm, een stapel van zeker een halve meter hoog. En dit waren dan nog alleen de platen. Ik had eerder omvangrijke werken aangevraagd, maar dit was toch wel de overtreffende trap.
Geleerden in de 18e en 19e eeuw communiceren middels grote dikke boeken. Het is een eigenaardigheid waar je snel aan went maar die het werk er voor de hedendaagse onderzoeker niet makkelijker op maakt, want hoe maak je in godesnaam een vergelijking tussen zeven vier- tot twaalfdelige geschiedenissen van de Franse revolutie, of tientallen laat-18e-eeuwse Duitse tekstboeken en compendia? De Description de l’Egypte is nog relatief doenlijk, want er staan tenminste plaatjes in – meer dan 800, dat wel, maar je kunt ze in één middag doorbladeren. Dat geldt pertinent niet voor de 21 delen van de Vaderlandsche Historie van Jan Wagenaar (supplementen buiten beschouwing gelaten).
Nu zijn er snellere manieren om achter de inhoud te komen, bekend bij elke middelbare scholier en literatuurrecensent: je leest het voorwoord, de inhoudsopgave, de hoofdstukken waar sappige scènes (i.e. controversiële issues) in zouden kunnen staan en een paar besprekingen. Maak het iets wetenschappelijker met een OCR-search naar trefwoorden (vrijwel al die dikke boeken zijn gedigitaliseerd, zij het niet altijd volledig), een inventarisatie van auteurs waarnaar verwezen wordt, een taxonomie van genre-kenmerken en je hebt al een heel aardige indicatie. Dat wil zeggen, van het wat. Het waarom is soms lastiger te bevatten.
A new set of possible worlds
In 2004 maakte ik een serie portretten met mogelijke scenario's van hoe ik er op latere leeftijd uit zou zien. Ik had er toen nog geen rekening mee gehouden dat ik wel eens kaal zou kunnen worden. Vandaar, 10 jaar later, hier een aantal nieuwe scenario's.
zaterdag 19 april 2014
donderdag 17 april 2014
Metaalkathedraal
Monoták, openingsconcert Sounds of the Underground Festival
Mediamatic fabriek, Amsterdam, 16 april
vandaag op muziekvan.nu
Soms ga je naar een concert zonder journalistieke bijbedoelingen, en word je er zo door gegrepen dat je er wel over moét schrijven zodat het opgetekend is voor het nageslacht. Het concert van Monoták in Mediamatic gisteravond was er zo een. Een reprise is niet gauw te verwachten omdat het een improvisatie betrof met op zijn zachtst gezegd niet-reguliere instrumenten, niet geschikt voor gewone concertzalen en de nodige ruimte vergend. Dat maakte Mediamatic, een cultureel experimenteerstation in een oude hal aan een dok nabij de spoorlijn, wel de uitgelezen plek.
Monoták is een Amsterdams collectief van tien componisten-performers met een doe-het-zelf-mentaliteit. Voor het instrumentarium van dit concert gold dat in het bijzonder. Dick Bruinsma bouwde drie installaties van metalen platen, buizen, spiralen, velgen, potten, pannen, bekkens, een koeienbel en een pikhouweel, en onttakelde een orgel om de losse pijpen als blaasinstrument te gebruiken. Die prachtige troep heeft hij naar eigen zeggen grotendeels bijeengescharreld op de katholieke en protestantse schroothopen van Genève. Er zaten een paar niet-metalen objecten tussen - twee wasborden, een plastic slang, een paar houten klankkistjes en een trommelvel – maar al met al was het vooral een anarchistische encyclopedie van metaalklanken, een fluxusvariant van Romitelli’s An index of metals.
Mediamatic fabriek, Amsterdam, 16 april
vandaag op muziekvan.nu
foto: Rutger Muller
Soms ga je naar een concert zonder journalistieke bijbedoelingen, en word je er zo door gegrepen dat je er wel over moét schrijven zodat het opgetekend is voor het nageslacht. Het concert van Monoták in Mediamatic gisteravond was er zo een. Een reprise is niet gauw te verwachten omdat het een improvisatie betrof met op zijn zachtst gezegd niet-reguliere instrumenten, niet geschikt voor gewone concertzalen en de nodige ruimte vergend. Dat maakte Mediamatic, een cultureel experimenteerstation in een oude hal aan een dok nabij de spoorlijn, wel de uitgelezen plek.
Monoták is een Amsterdams collectief van tien componisten-performers met een doe-het-zelf-mentaliteit. Voor het instrumentarium van dit concert gold dat in het bijzonder. Dick Bruinsma bouwde drie installaties van metalen platen, buizen, spiralen, velgen, potten, pannen, bekkens, een koeienbel en een pikhouweel, en onttakelde een orgel om de losse pijpen als blaasinstrument te gebruiken. Die prachtige troep heeft hij naar eigen zeggen grotendeels bijeengescharreld op de katholieke en protestantse schroothopen van Genève. Er zaten een paar niet-metalen objecten tussen - twee wasborden, een plastic slang, een paar houten klankkistjes en een trommelvel – maar al met al was het vooral een anarchistische encyclopedie van metaalklanken, een fluxusvariant van Romitelli’s An index of metals.
dinsdag 15 april 2014
vrijdag 11 april 2014
Drie verhalen over narrativiteit
Gisteravond verzorgde ik namens hard//hoofd drie live columns bij de HF Young Academy, een programma als opwarmertje voor het Holland Festival. Hoofdacts waren een lezing van dramaturg Tobias Kokkelmans en een interview met danser/balletmeester Christopher Roman, waar ik in mijn tweede en derde column naar terugverwijs. De tekst ontstond grotendeels ter plekke en was via koptelefoons te beluisteren. Onnodig te zeggen dat het een nogal schetsmatig en associatief geheel is.
Ik heb drie verhalen: over een schildpad die verliefd is op
een Duitse helm, over pragmatische implicatuur, en over een oude tante uit de
hel. Die verhalen zijn onafhankelijk van elkaar te beluisteren, maar alleen het
eerste is al af. De andere twee kunnen jullie later op de avond horen, en er
zelfs suggesties voor aandragen.
I.
Er is een schildpad die een relatie heeft met een Duitse
helm. Ik heb dat niet zelf gezien, ik heb het gelezen bij Midas Dekkers en die
had het weer van Urbanus, en het is twintig jaar geleden dat ik dat gelezen heb
dus het beest zal wel dood zijn. Maar omwille van het verhaal: er is een
schildpad die een relatie heeft met een Duitse helm. Als die schildpad over de
daarvoor noodzakelijke conceptuele vermogens beschikte zou hij waarschijnlijk
denken dat hij elke dag zinderende seks heeft met de mooiste vrouwtjesschildpad
die er is. Maar als hij die conceptuele vermogens had zou hij ook bedenken: nee
gast, dat is geen vrouwtjesschildpad, dat is een Duitse helm!
Wij mensen, wij weten wel beter.
Labels:
dans,
holland festival 2014,
journalistiek,
kunst,
literatuur,
logica,
muziek,
theater
zaterdag 5 april 2014
Abonneren op:
Posts (Atom)