woensdag 11 juni 2014

Hoe het wel moet

Harry Partch, Delusion of the Fury 
Ensemble musikFabrik, Muziekgebouw aan ‘t IJ, 10 juni
vandaag op muziekvan.nu


Delusion of the Fury is een fantastisch stuk. Laat dat duidelijk zijn. Het meesterwerk van Harry Partch was na 1971 niet meer opgevoerd, en nog nooit in Europa, tot Heiner Goebbels het verleden jaar programmeerde en regisseerde voor de Ruhrtriennale. Dat heropvoeren is een heidens karwei. Partch bouwde namelijk zijn eigen instrumenten voor bij zijn eigen toonsysteem, en die instrumenten zijn nu oud en fragiel en staan in Amerika. Thomas Meixner, percussionist bij Ensemble musikFabrik, heeft ze grotendeels opnieuw gebouwd. Daarna kostte het nog een jaar om erop te leren spelen. Het maakt deze Delusion of the Fury tot een unieke gebeurtenis, een soort historische heropvoering van een stuk dat nooit modern klassiek repertoire heeft kunnen worden.



Op Youtube is een opname te vinden van de oorspronkelijke opvoering (waarin vanaf 0:50 het instrumentarium wordt voorgesteld). De heropvoering is vanzelfsprekend spectaculairder qua enscenering: rookwolken, lichteffecten, stromend water op het toneel, bombastische kimono’s in zes lagen. Toch is het binnen die parameters nog steeds een ingetogen voorstelling: het tempo ligt laag, er is weinig tekst, de handelingen worden ritueel in slowmotion uitgevoerd. Die handelingen zijn tamelijk ondoorgrondelijk. Het eerste deel is een op Noh-theater geënt schimmenspel tussen een pelgrim cq. moordenaar, de geest van de vermoorde vader en de zoon; het tweede deel een aan Ethiopische legenden ontleende vaudeville-confrontatie tussen een jonge zwerver en een oude geitenhoedster, eindigend in een vrolijke rechtszaak.

De belangrijkste verandering ten opzichte van het origineel – en dat is een verbetering – is dat de muzikanten zelf ook de acteurs zijn. Er vindt een voortdurende wisseling van rollen plaats op het toneel, zonder dat daarvoor pauzes worden ingelast. Het resultaat is dat de muziek zelf theater wordt, een deel van de dramatische actie in plaats van begeleiding erbij. De voornaamste decorstukken zijn de instrumenten zelf, die op zich al kunstwerken van glas, hout en gevonden voorwerpen zijn. De enige tekortkoming is het gebrek aan muzikale variatie. De klanken zijn allemaal prachtig en exotisch en met al die percussie blijft de puls er ook wel in, maar uiteindelijk is het toch vooral een wolk van oosters aandoende microtonen. De muziek van Harry Partch is een idioom voor één persoon, en wellicht zelfs maar voor één stuk: Delusion vat zijn oeuvre samen, en daar is binnen dit idioom niet veel meer aan toe te voegen. Er zijn andere componisten geweest die het toonsysteem van de ‘tonality diamond’ hebben toegepast, maar een stroming van ‘diamantisten’ laat zich niet voorstellen.




Toch zouden hedendaagse muziektheatermakers meer van Harry Partch kunnen leren dan ze nu doen. De grote muziektheaterproducties van het Holland Festival, schreef ik vorig jaar, verzanden in eigentijds maniërisme: dwangmatig proberen hedendaags te doen door alle beschikbare scenografische en multimediale middelen uit te buiten. Het resultaat is, zoals vaak in hedendaagse opera, goed spektakel en slecht theater. Daartegenover staan een aantal veelal jonge makers die het beter begrepen hebben: ontevreden met alleen muziek maken slaan ze aan het knutselen en neigt hun werk vanzelf naar installatie en performance. Dat werk blijft echter meestal kleinschalig; Delusion of the Fury is na vijftig jaar nog steeds een van de weinige grootschalige muziektheaterwerken die niet op opera lijken.

Dit is niet direct een oproep aan de opvolgster van Pierre Audi om een paar van die jonge makers een grote zak geld te geven met de opdracht: ‘doe iets als Harry Partch’. Maar deze Delusion of the Fury laat wel zien dat er ook plek is voor de eigenzinnige knutselaars op de grotere podia, en dat daarmee zelfs de grote zaal uitverkocht vol komt. Dat stemt hoopvol.

Geen opmerkingen: