Luigi Nono, Prometeo. Tragedia dell’ascolto
Schola Heidelberg, SWR Sinfonieorchester Baden-Baden, Ensemble Recherche
Westergasfabriek, Amsterdam, 19 juni
vandaag in muziekvan.nu
Er is een probleem met hedendaagse muziek voor een groot orkest. Als je
geen melodie hebt om de boel bij elkaar te houden en er klinken teveel
instrumenten door elkaar, dan wordt het al snel moeilijk om de
verschillende instrumenten te onderscheiden en krijg je klanksoep. Er
zijn een aantal manieren om dat probleem te omzeilen. Je kunt er een
moordend tempo in zetten, zoals Wolfgang Rihm in Jagden und Formen; je kunt de klankspectra van alle individuele instrumenten uitdiepen, zoals Gérard Grisey in Les Espaces Acoustiques; je kunt een stuk schrijven dat uit fragmenten bestaat, en zelfs het orkest fragmenteren. Dat laatste deed Luigi Nono in Prometeo (1981-5),
dat gisteravond te horen was in de Westergasfabriek: het orkest bevindt
zich aan vier kanten van het publiek, op stellages van verschillende
hoogte en versterkt met surround sound.
Prometeo is Nono’s langste werk (2u15), oorspronkelijk
geschreven om tijdens de Biënnale van Venetië in de San Marco te worden
opgevoerd en vanwege de eisen qua bezetting, ruimte en techniek hooguit
eens in de paar jaar te horen. Het valt in Nono’s latere periode, toen
hij de revolutionaire woede en de krakende elektronica had ingeruild
voor semi-mystieke fluistertonen, fragmenten en verstilling. En het is,
om eerlijk te zijn, nogal saai en gedateerd. Het zijn steeds weer
dezelfde strijk- en blaastonen en vooral dezelfde langgerekte, ijle,
haarzuivere maar vlakke zanglijnen, alsof je naar een menselijk orgel
staat te luisteren. Natuurlijk bevat het, met negen kwartier
ononderbroken muziek, momenten dat je je oren spitst en zelfs passages
die, als je nog niet murw bent, voor kippenvel kunnen zorgen. Maar als
geheel is Prometeo vooral memorabel omdat het zo lang duurt.
Het is van een achterhaald en totalitair soort avantgardisme dat
verwacht dat je met open mond en gesloten ogen naar iemands Muzikale
Visie gaat luisteren.
Het is interessant om Prometeo te vergelijken met Delusion of the Fury van
Harry Partch, vorige week op het Holland Festival. Ook dat is een stuk
dat zelden wordt opgevoerd vanwege de extreme vereisten, daardoor een
zekere mate van heiligheid heeft gekregen, en dat eigenlijk niet zo heel
veel variatie in klanken heeft. Maar Delusion is visueel,
theatraal, uitbundig, heeft een fascinerend eigen instrumentarium, en
ondanks de geringe variatie blijven de exotische microtonen ontregelend.
Prometeo heeft dat allemaal niet. Nono heeft zelfs doelbewust
geprobeerd in de partituur het ‘pingpong-effect’ te vermijden, het
effect dat je dan weer een toon uit de ene, dan uit de andere hoek
hoort. Persoonlijk hou ik juist erg van dat pingpong-effect.
‘Well, it was modern in its time’, zei een bevriende componist. ‘In the fifties.’
‘This was not from the fifties. That was his early work. This is from 1985.’
Je vraagt je vooral af: waarom moest Prometeo negen kwartier duren? Terwijl Nono werkte aan Prometeo, voltooide Grisey Les Espaces Acoustiques: ook een erg lang stuk waarin de intense klankbeleving centraal staat. Maar Les Espaces Acoustiques heeft
een duidelijk idee (het ontleden van klanken) en bestaat uit
opeenvolgende, ook los verkrijgbare delen, waarin steeds een nieuwe laag
instrumentatie wordt toegevoegd. Kortom: er is een reden waarom Grisey
anderhalf uur nodig heeft. Als er voor Prometeo ook zo’n reden is, dan is die me ontgaan.
vrijdag 20 juni 2014
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten