donderdag 26 juni 2014

Honderd jaar BLAST

Vandaag op hard//hoofd



20 Juni was de honderdste verjaardag van BLAST, vermoedelijk de heftigste typografische revolutieverklaring ooit. BLAST was een kunstenaarstijdschrift opgezet door – en grotendeels gevuld door – de schrijver, schilder, tekenaar en zelfbenoemde ‘Vorticist’ Wyndham Lewis. Het Engelse kunstenaarsleven was anno 1914 wat achtergebleven bij de internationale avant-garde, een ‘Engels modernisme’ bestond nog niet echt, en met BLAST – ondertitel: ‘Review of the Great English Vortex’ – hoopte Lewis het ingedutte Albion eens flink op te stuwen in de vaart der volkeren. (De ‘vortex’ – wervel, draaikolk – was voor Lewis het symbool van samengestuwde artistieke energie.) In de weken voor het verschijnen was het eerste nummer als volgt geadverteerd in het feministische/literaire tijdschrift The Egoist:

NO Pornography. NO Old Pulp.
END OF THE CHRISTIAN ERA.


Dit was nog relatief ingetogen vergeleken bij het 34 pagina’s lange MANIFEST [pdf] waarmee het eerste nummer begon. Vette hoofdletters zijn hier op zijn plaats, want daar staat de tekst ook vol mee. Het leest als een prozagedicht waarin alles wat de moderne kunst in de weg staat wordt opgesomd en vervloekt: het Britse klimaat, estheticisme, Franse nuffigheid, Britse humor, sport, arbeiders, adel en bourgeoisie. Gevolgd door – in even grote letters – een ode aan Engeland, kappers, Britse humor en Franse vitaliteit. Ter afsluiting is er een lijst stellingen die het voorafgaande toelicht, niet minder bombastisch maar iets onderkoelder van toon.



Je zou kunnen zeggen dat Wyndham Lewis het schelden highbrow heeft gemaakt – al weigerde hij eerder een serie obscene vroege versjes van T.S. Eliot omdat hij “geen woorden wenste te drukken die eindigen op –uck, -unt en –ugger”. De grofste woorden die in BLAST voorkomen zijn dan ook blast, curse en damn – afgewisseld met de meest snobistische scheldwoorden uit de Oxford English Dictionary. En dit alles in staccato, abrupt afgebroken, dan weer voortratelende, heen en weer over de pagina schietende zinnen. Schelden met Shakespeare is er niks bij.

De rest van het tijdschrift is tamelijk wisselend van kwaliteit. Er staan reproducties in van een paar van Lewis’ krachtigste werken, naast minder goede tekeningen en schilderijen van zijn mede-ondertekenaars, twee niet lezenswaardige verhalen en een onspeelbaar toneelstuk. Ezra Pound droeg ook een paar gedichten bij, bepaald niet zijn beste. Verderop staan nog een aantal verdere observaties over oude en nieuwe kunst, toelichtingen bij het begrip ‘Vortex’, en een laatste grafische eruptie in een open brief aan de suffragettes (strijdsters voor het vrouwenkiesecht): “Jullie en de kunstenaars zijn het enige in Engeland waar wat leven in zit. Maar blijf van de kunst af.”

Acht dagen later schoot een Serviër een Oostenrijker dood in Sarajevo en brak de Grote Oorlog uit. Er volgde nog een tweede nummer van BLAST en een bescheiden tentoonstelling, maar de aanhang van Lewis viel uiteen en hijzelf maakte na de oorlog vooral tamelijk brave portretten, bombastische schotschriften en grotendeels vergeten romans. Het hielp zijn latere reputatie ook niet dat hij in 1931 Hitler omschreef als ‘man van vrede’.

Het Modernist Journals Project heeft BLAST samen met 27 andere literaire / kunsttijdschriften uit de jaren ’10-’20 in zijn volledigheid online gezet. Een nog groter aantal (“by no means complete”) staat op de online Index of Modernist Magazines. Het lijken eigenlijk wel kleine hard//hoofdjes.

Geen opmerkingen: