Vandaag op Shells&Pebbles
Antoine Court de Gébelin, koninklijk censor en geleerde
sensatie van het late Ancien Régime, stierf in verdachte omstandigheden
in Parijs op 12 mei 1784. In zijn laatste jaar had hij zich laten
behandelen door de Weense wonderdokter Mesmer, en was uiteindelijk zelfs
bij hem ingetrokken. Een mesmeristische behandeling houdt in dat het
‘dierlijk magnetisme’ van de patiënt gestimuleerd wordt met magneten en
statische elektriciteit, soms in groepsséances rond een ‘mesmeristisch
bad’. Op het moment van Gébelins dood stond het mesmerisme al ter
discussie. In de voorafgaande maanden had Louis XVI twee commissies van
de Académie des Sciences en de medische faculteit aangesteld om
het dierlijk magnetisme te onderzoeken: op zichzelf een markant moment
in de medische geschiedenis. De dood van zijn belangrijkste
pleitbezorger kwam Mesmer dus erg slecht uit. Wat er gebeurd is, blijft
onduidelijk.
Martelaar van Mesmer
Een mesmeristisch bad is een afgesloten vat met ‘gemagnetiseerd’
water waar metalen handvatten uit steken. Ook in 1784 deed de combinatie
‘bad’, ‘elektriciteit’ en ‘plotselinge dood’ al wenkbrauwen fronsen; er
verschenen dan ook spotliedjes over Gébelin als ‘martelaar van het magnetisme’.
Op de Engelse wikipedia-pagina staat zelfs dat Gébelin dood in bad lag,
‘apparently of an electrically induced heart attack’. Toen eerst het
rapport van de Académie des Sciences (waar o.a. Lavoisier,
Benjamin Franklin en dokter Guillotin aan meewerkten) en daarna dat van
de medische faculteit concludeerden dat het ‘dierlijk magnetisme’ puur
op suggestie berustte,[1] werd Mesmer de grond te heet onder zijn voeten. In 1785 verliet hij Parijs en verdween in de obscuriteit.
dinsdag 28 april 2015
woensdag 22 april 2015
Kunst als discussiestuk
Over de zin en onzin van artistic research
Vandaag in Rekto:Verso
(en mede mogelijk gemaakt door een onderzoeksbeurs van R:V)
Er is iets vreemds aan de hand met artistiek onderzoek. De snelheid waarmee het zich vooral eind jaren 2000 heeft verspreid in de kunstwereld en in academia zou een indicatie moeten zijn van een artistieke of wetenschappelijke doorbraak. Maar een Demoiselles d’Avignon, Zwart Vierkant of Brillo Box van het artistiek onderzoek bleef uit, laat staan een e=mc2. Wel waren er eindeloze discussies over wat artistic research zou moeten zijn. Zelfmystificatie ligt op de loer: er wordt een soort status aparte bedongen die alleen maar grotere onduidelijkheid schept over wat het ‘onderzoek’ inhoudt, wat ‘goed’ artistiek onderzoek is, laat staan of de uitkomsten ook waar of onwaar kunnen zijn. Die vaagheid maakt het des te moeilijker om vast te stellen in hoeverre de opkomst van artistiek onderzoek de kunstwereld, de kunstpraktijk en het denken over kunst nu veranderd heeft. Laten we de vraag anders stellen: noem het onderzoek of niet, het gaat erom of en op welke manier de artistieke onderzoeksinfrastructuur bijdraagt aan nieuwe, intelligente, geïnformeerde kunst.
In 2012 en 2013 gebeurde iets opmerkelijks in kunstland. Het opmerkelijkste was misschien wel dat de kunstpers het eerder vanzelfsprekend dan opmerkelijk leek te vinden: de twee belangrijkste internationale kunstmanifestaties, dOCUMENTA (13) in Kassel en de Biënnale van Venetië, stonden beide in het teken van artistic research. Op zich was dat inderdaad niet opmerkelijk, omdat de term intussen al meer dan twintig jaar rondzingt: Kunstbeeld commenteerde droog dat tegenwoordig alles over artistiek onderzoek gaat. Maar op deze schaal, en in deze publieke context, dat was nieuw.
Over artistiek onderzoek was tot dan toe vooral gesproken intra muros. Er waren minstens zestig symposia met bijbehorende publicaties geweest over wat ‘artistiek onderzoek’ zou moeten zijn, meestal toegespitst op de status van het doctoraat in de kunsten. Maar de daadwerkelijke uitkomsten, voor zover daar sprake van was, waren vooral te zien geweest in academietheaters, projectruimtes en presentatie-instellingen, niet in musea en op festivals, en meestal meer als permanent work in progress dan als tentoonstellingsstuk.
Moeten we Kassel en Venetië zien als een keerpunt, het moment dat artistiek onderzoek eindelijk aan de oppervlakte kwam? Je kan de vraag ook anders formuleren: in hoeverre leidt artistiek onderzoek, bij alle onduidelijkheid over wat dat inhoudt, tot een nieuw soort kunst?
Vandaag in Rekto:Verso
(en mede mogelijk gemaakt door een onderzoeksbeurs van R:V)
Er is iets vreemds aan de hand met artistiek onderzoek. De snelheid waarmee het zich vooral eind jaren 2000 heeft verspreid in de kunstwereld en in academia zou een indicatie moeten zijn van een artistieke of wetenschappelijke doorbraak. Maar een Demoiselles d’Avignon, Zwart Vierkant of Brillo Box van het artistiek onderzoek bleef uit, laat staan een e=mc2. Wel waren er eindeloze discussies over wat artistic research zou moeten zijn. Zelfmystificatie ligt op de loer: er wordt een soort status aparte bedongen die alleen maar grotere onduidelijkheid schept over wat het ‘onderzoek’ inhoudt, wat ‘goed’ artistiek onderzoek is, laat staan of de uitkomsten ook waar of onwaar kunnen zijn. Die vaagheid maakt het des te moeilijker om vast te stellen in hoeverre de opkomst van artistiek onderzoek de kunstwereld, de kunstpraktijk en het denken over kunst nu veranderd heeft. Laten we de vraag anders stellen: noem het onderzoek of niet, het gaat erom of en op welke manier de artistieke onderzoeksinfrastructuur bijdraagt aan nieuwe, intelligente, geïnformeerde kunst.
In 2012 en 2013 gebeurde iets opmerkelijks in kunstland. Het opmerkelijkste was misschien wel dat de kunstpers het eerder vanzelfsprekend dan opmerkelijk leek te vinden: de twee belangrijkste internationale kunstmanifestaties, dOCUMENTA (13) in Kassel en de Biënnale van Venetië, stonden beide in het teken van artistic research. Op zich was dat inderdaad niet opmerkelijk, omdat de term intussen al meer dan twintig jaar rondzingt: Kunstbeeld commenteerde droog dat tegenwoordig alles over artistiek onderzoek gaat. Maar op deze schaal, en in deze publieke context, dat was nieuw.
Over artistiek onderzoek was tot dan toe vooral gesproken intra muros. Er waren minstens zestig symposia met bijbehorende publicaties geweest over wat ‘artistiek onderzoek’ zou moeten zijn, meestal toegespitst op de status van het doctoraat in de kunsten. Maar de daadwerkelijke uitkomsten, voor zover daar sprake van was, waren vooral te zien geweest in academietheaters, projectruimtes en presentatie-instellingen, niet in musea en op festivals, en meestal meer als permanent work in progress dan als tentoonstellingsstuk.
Moeten we Kassel en Venetië zien als een keerpunt, het moment dat artistiek onderzoek eindelijk aan de oppervlakte kwam? Je kan de vraag ook anders formuleren: in hoeverre leidt artistiek onderzoek, bij alle onduidelijkheid over wat dat inhoudt, tot een nieuw soort kunst?
dinsdag 14 april 2015
Louise, rot op
Vandaag in hard//hoofd
Beeld: Céline Talens
De kop spreekt voor zich. Het bestuur van de UvA heeft de ME ingezet om studenten uit het Maagdenhuis te jagen, terwijl die bezig waren met een vreedzaam ‘wetenschapsfestival’ met lezingen en workshops, en de bezetters toch al hadden aangekondigd daarna weg te gaan. Het leverde in elk geval de memorabele beelden op van gepantserde agenten die een lezing over de universiteit in de middeleeuwse samenleving verstoren en van docenten die buiten in de regen doorgaan met spreken met een kordon politiepaarden in hun rug. Wie nu nog denkt dat het College van Bestuur opkomt voor de belangen van de academische gemeenschap, lijdt aan cognitieve dissonantie.
De ontwikkelingen van afgelopen week waren ronduit verwarrend. Eerst leek er op dinsdagavond een akkoord over vreedzaam vertrek te zijn. De ochtend daarop lieten de bezetters, of een radicaal deel daarvan, weten dat er géén akkoord was, dat de acties op andere wijze door zouden gaan en dat ze voor de vierde keer het vertrek eisten van het College van Bestuur. Het bestuur reageerde door naar de rechter te stappen. Diezelfde dag verscheen een tweede, veel redelijker verklaring waarin werd opgesomd waar de bezetting goed voor geweest was en een waardig afscheid beloofd werd. Dat waardige afscheid heeft het CvB hen niet gegund.
Dat het CvB als pressiemiddel naar de rechter stapte valt nog te begrijpen. De eerste verklaring van De Nieuwe Universiteit was inderdaad een schoolvoorbeeld van onredelijke, verongelijkte zij-zijn-slecht-retoriek. Ik overwoog even het rode vierkantje van mijn revers te halen. Maar het machteloze, zinloze machtsvertoon van afgelopen weekend maakt met terugwerkende kracht zelfs de meest opgefokte rot-op-retoriek gerechtvaardigd. Ondertussen hebben ook meer dan 300 UvA-medewerkers per open brief het aftreden van Louise Gunning en kompanen bepleit. Ik heb daar weinig aan toe te voegen. Louise, wees redelijk en rot op.
Beeld: Céline Talens
De kop spreekt voor zich. Het bestuur van de UvA heeft de ME ingezet om studenten uit het Maagdenhuis te jagen, terwijl die bezig waren met een vreedzaam ‘wetenschapsfestival’ met lezingen en workshops, en de bezetters toch al hadden aangekondigd daarna weg te gaan. Het leverde in elk geval de memorabele beelden op van gepantserde agenten die een lezing over de universiteit in de middeleeuwse samenleving verstoren en van docenten die buiten in de regen doorgaan met spreken met een kordon politiepaarden in hun rug. Wie nu nog denkt dat het College van Bestuur opkomt voor de belangen van de academische gemeenschap, lijdt aan cognitieve dissonantie.
De ontwikkelingen van afgelopen week waren ronduit verwarrend. Eerst leek er op dinsdagavond een akkoord over vreedzaam vertrek te zijn. De ochtend daarop lieten de bezetters, of een radicaal deel daarvan, weten dat er géén akkoord was, dat de acties op andere wijze door zouden gaan en dat ze voor de vierde keer het vertrek eisten van het College van Bestuur. Het bestuur reageerde door naar de rechter te stappen. Diezelfde dag verscheen een tweede, veel redelijker verklaring waarin werd opgesomd waar de bezetting goed voor geweest was en een waardig afscheid beloofd werd. Dat waardige afscheid heeft het CvB hen niet gegund.
Dat het CvB als pressiemiddel naar de rechter stapte valt nog te begrijpen. De eerste verklaring van De Nieuwe Universiteit was inderdaad een schoolvoorbeeld van onredelijke, verongelijkte zij-zijn-slecht-retoriek. Ik overwoog even het rode vierkantje van mijn revers te halen. Maar het machteloze, zinloze machtsvertoon van afgelopen weekend maakt met terugwerkende kracht zelfs de meest opgefokte rot-op-retoriek gerechtvaardigd. Ondertussen hebben ook meer dan 300 UvA-medewerkers per open brief het aftreden van Louise Gunning en kompanen bepleit. Ik heb daar weinig aan toe te voegen. Louise, wees redelijk en rot op.
maandag 6 april 2015
Zes tekenlessen en een hedendaags klooster
Gisteren in hard//hoofd, in het kader van de manifestatie Memory Machine
Ik lees in de U-Bahn. Er is weinig anders te doen. Het is een kwartier naar het Haus der Festspiele, een half uur naar Potsdammer Platz, drie kwartier naar Hamburger Bahnhof. Meestal lees ik, zoals gebruikelijk, vakliteratuur. Maar de eerste dagen in Berlijn las ik Six Drawing Lessons van William Kentridge; het zijn de lezingen die Kentridge gaf in Harvard terwijl hij bezig was met de multimediale installatie The Refusal of Time.
In Six Drawing Lessons probeert Kentridge, in woord en beeld, zich rekenschap te geven van hoe hij als kunstenaar met het beladen Zuid-Afrikaanse verleden omgaat. Hij vraagt zich aan het begin af wat hij als kunstenaar eigenlijk over geschiedenis te melden heeft, en zijn antwoord zit ergens verscholen in een passage die ik niet terug kan vinden: recht doen aan de kakafonie van de ervaring. Historische verbanden en associaties waaieren alle kanten op, en The Refusal of Time vangt dat in een indrukwekkende maalstroom van beelden. Het was de eerste keer dat ik als historicus jaloers was op een kunstenaar.
Meestal heb ik mijn schetsblok bij me. Dat is mijn manier om beter te kijken. Lang vertelde ik mezelf dat ik in vreemde steden moest kijken alsof ik het allemaal moest onthouden; tegenwoordig teken ik het na. Al zolang als ik me kan herinneren heb ik een preoccupatie met ‘schuldig landschap’: plekken die door de geschiedenis besmet zijn. Wat dat betreft zit ik goed in Berlijn. De stad is een monument voor zijn verdwenen zelf. Midden in het centrum zijn grote kale plekken, alsof het een kwart eeuw na de val van de muur nog altijd niemandsland is.
Ik lees in de U-Bahn. Er is weinig anders te doen. Het is een kwartier naar het Haus der Festspiele, een half uur naar Potsdammer Platz, drie kwartier naar Hamburger Bahnhof. Meestal lees ik, zoals gebruikelijk, vakliteratuur. Maar de eerste dagen in Berlijn las ik Six Drawing Lessons van William Kentridge; het zijn de lezingen die Kentridge gaf in Harvard terwijl hij bezig was met de multimediale installatie The Refusal of Time.
In Six Drawing Lessons probeert Kentridge, in woord en beeld, zich rekenschap te geven van hoe hij als kunstenaar met het beladen Zuid-Afrikaanse verleden omgaat. Hij vraagt zich aan het begin af wat hij als kunstenaar eigenlijk over geschiedenis te melden heeft, en zijn antwoord zit ergens verscholen in een passage die ik niet terug kan vinden: recht doen aan de kakafonie van de ervaring. Historische verbanden en associaties waaieren alle kanten op, en The Refusal of Time vangt dat in een indrukwekkende maalstroom van beelden. Het was de eerste keer dat ik als historicus jaloers was op een kunstenaar.
Meestal heb ik mijn schetsblok bij me. Dat is mijn manier om beter te kijken. Lang vertelde ik mezelf dat ik in vreemde steden moest kijken alsof ik het allemaal moest onthouden; tegenwoordig teken ik het na. Al zolang als ik me kan herinneren heb ik een preoccupatie met ‘schuldig landschap’: plekken die door de geschiedenis besmet zijn. Wat dat betreft zit ik goed in Berlijn. De stad is een monument voor zijn verdwenen zelf. Midden in het centrum zijn grote kale plekken, alsof het een kwart eeuw na de val van de muur nog altijd niemandsland is.
Labels:
geschiedenis,
literatuur,
tekeningen,
trouvailles
woensdag 1 april 2015
MaerzMusik, 2015 (3): Het lange nu ter afscheid
The Long Now, 29-30 maart, Kraftwerk (Berlijn)
Maerzmusik, Haus der Festspiele e.a., Berlijn, 20-29 maart
Maerzmusik, Haus der Festspiele e.a., Berlijn, 20-29 maart
Vandaag op Gonzo(circus)
Thomas Köner, Tiento de las Nieves | Foto: Camille Blake
Eerst kwam dodelijke vermoeidheid. Toen
koude rillingen en zweet dat aan alle kanten uitbrak. Toen die over
waren, kwam misselijkheid. En daarna begon de hele cyclus weer opnieuw.
Ondertussen speelde het vijf uur durende String Quartet No. 2 van Morton Feldman.
Afgelopen weekend sloot MaerzMusik met een dertig uur durend doorlopend concert in de immense, duistere hal van het Kraftwerk, onder de titel The Long Now. Het
programma bestond onder andere uit langgerekte e-gitaartonen van
Pierluigi Billone, een acht uur durende collage van documentaire
beelden, live muziek en opgenomen stukken, een veertien uur durende
helikopteropname van de voormalige BRD-DDR-grens, ambient noise, ambient
met piano, en natuurlijk twee stukken van Morton Feldman. Eigenlijk
duurde het maar 29 uur, want de zomertijd ging halverwege in, maar ook
zo vroeg ik me van te voren af hoe ik in hemelsnaam meer dan een etmaal
muziek aan één stuk zou moeten absorberen en recenseren. Het Noro-virus
besliste voor me. Met nog een uur String Quartet No. 2 te gaan zat ik een hoekje te kotsen met vijf zaalwachten om me heen.
Ik kan dus niks zinnigs zeggen over Phill Niblocks megaproject The Movement of People Working en
de e-gitaartonen van Pierluigi Billone, want dat was daarna. Wat ik de
volgende dag nog wel heb meegekregen – en dat was prachtig – was Narbe Berlin van Burkhard von Harder en FM Einheit (oud-Einstürzende Neubauten). Het is een tegenhanger van Narbe Deutschland, dat
de hele dag lang in een zijzaal te zien was waar de geluiden van de
hoofdact naar binnen sijpelden. Bij die film duurt het wel even voor het
kwartje valt: o ja, die streep in het landschap, dat is de voormalige
grens! Het ziet er allemaal zo stil en vreedzaam uit. Bij Narbe Berlin
heb je daar geen last van. Direct aan het begin krijg je een luide
soundtrack in je gezicht, er staat een stellage waarop FM Einheit geluid
maakt met metalen spiralen en brekende bakstenen, en in de voiceover
klinken geluidsopnames die betrekking hebben op de Berlijnse Muur.
Aangrijpend en toch ook grappig zijn de telefoongesprekken van een
eenzame dissident die steeds weer de Centrale Vertegenwoordiging opbelt
om te vragen waarom grenswachten op vluchtende burgers schieten. Aan het
einde, als we al meermalen “Wir sind das Volk!” hebben horen scanderen,
verkondigt Erich Honecker dat de DDR nog minstens tot 2004 zal bestaan.
Ik heb met tranen in mijn ogen toegekeken (maar goed, ik had nog steeds
koorts).
Labels:
architectuur,
maerzmusik 2015,
muziek,
theater
Abonneren op:
Posts (Atom)