donderdag 29 november 2007
Charles Taylor, a catholic in a secular age
maandag 19 november 2007
'Essentially Contested Concepts', vijftig jaar later
In de bespreking van het voorbeeld 'democracy' heeft Gallie het over verschillende opvattingen van democratie: de meerderheid beslist, de meerderheid kan de regering naar huis sturen, iedereen is beschermd tegen willekeur, of: iedereen doet mee. Wat Gallie niet wist, is hoe de opkomst van massacommunicatie de balans tussen die verschillende opvattingen zou veranderen.
Enerzijds heeft met name de tv de democratie 'dichterbij' gebracht: wat vroeger zum gutachten in de krant stond, verschijnt nu dezelfde avond op tv. Een journalist maakt een documentaire over misstanden in de jeugdzorg en dezelfde dag moet 'de politiek' een antwoord gereed hebben. Niemand, natuurlijk, die in dat ad-hoc-antwoord gelooft; maar de politicus kan ook niet zeggen, 'ik weet het niet, we gaan er over nadenken'. Hij kan hoogstens proberen namens 'de burger' te spreken, of zich anders naar huis laten sturen. De paradox is dat meer informatie zo leidt tot minder participatie, en de hogere omloopsnelheid van informatie een cynisch politiek consumentisme in plaats van betrokken burgerschap in de hand werkt.
Anderzijds ondergaat de meningsvorming een gevaarlijk soort versimpeling: wat 'de burger vindt' zien we terug in straatinterviews van 10 seconden, ja/nee-opiniepeilingen en zetelprognoses. Je kunt natuurlijk ook je mening kenbaar maken door te posten op een forum, in te bellen op radio 1 of zelfs een opiniërend stuk te schrijven, maar wanneer dat invloed heeft is dat een proces dat weinig transparant is, dat niet vatbaar is voor vastgelegde checks and balances. Het laat zich niet formeel vastleggen, wiens mening waardevol en/of van invloed is.
Goeie ouwe tijd, zou je haast denken, waarin mensen zich nog committeerden aan een partij/vakbond/kerk/zuil, zodat het duidelijk was wie zich namens de meute met deliberatie mocht bezighouden. Maar dat is wel een erg cynisch soort nostalgie. 'Was het volk nog maar volgzaam, dan kon het tenminste regeren door te volgen.'
Eerder zou je willen dat politici eens vaker zeiden: 'Beste kiezer, ik ga niet doen alsof ik jouw problemen kan oplossen, en als je te beroerd bent om zelf mee te doen en mee te denken, wil ik jouw stem niet hebben.'
Maar daarmee los je niet het probleem op: hoe zorg dat iedereen mee kan delibereren, in een gemeenschap die niet in een New England Town Hall past? Dat probleem is in reactie op de Franse Revolutie wel gebruikt als argument voor een Reform von Oben: eerst maar eens de burger mondig maken, voor je de democratie uitroept.
Gallie heeft het in zijn artikel uitdrukkelijk over de vrije deliberatie over essentially contested concepts. Hij noemt het een kenmerk van democratie, dat het conflict over wat 'staat', 'religie', 'kunst' inhoudt niet beheerst wordt door een aantal onverzoenlijke kampen, maar dat men in staat is de redelijkheid van elkaars positie in te zien. Va bene, maar als iedereen zijn eigen definitie van zo'n begrip aanhangt, praten we allemaal langs elkaar heen. De vorming van zulke kampen is niet louter een vorm van ideologische repressie, het is ook een bandwagon-effect: je klit bij elkaar in groepen die elkaar begrijpen, die dezelfde 'style of reasoning' volgen.
De kampen zijn sinds 1956 wel wat minder duidelijk afgegrensd geworden. Er is meer sprake van 'doelgroepen', 'levensbeschouwingen', 'virtuele gemeenschappen' usw.
Maar is de deliberatie daarmee 'redelijker' geworden? Optimisten zouden kunnen spreken van een plug-in-society, waarin iedereen zijn eigen aansluiting moet vinden. Met wat minder optimisme kun je zeggen dat meningsvorming deel wordt van je consumptieprofiel.
Gallie ziet een schone taak weggelegd voor de filosofen en historici, om bij te dragen aan de verheldering en herbestemming van essentially contested concepts. Dat sluit aan bij mijn eigen taakopvatting en mijn eigen bezigheden met Bildung, maar het is te flatteus. Deliberatie beperkt zich niet tot Geschichtliche Grundbegriffe, het gaat ook en vooral over jeugdzorg en de A4. Daarover hebben historici en filosofen niks bijzonders te melden.
Zoals Gallie terecht opmerkt: niemand ziet te wachten op filosofen die professioneel definitie op herdefinitie stapelen. Waar je meer aan hebt, en dit ontleen ik niet aan Gallie, zijn nieuwe ideeën over wat er toe doet. Mondig zijn betekent niet ja of nee zeggen of definities aanscherpen, maar dingen relevant maken. En hier valt mijn vakbroeders te verwijten, dat ze kwesties van 'zin' liever aan de kerk en de kunst overlaten, en kwesties van 'belang' liever aan de markt en de politiek. Wat dat betreft, zijn we meer gebaat bij filosofie als een vorm van 'Bildung' dan als 'conceptuele analyse'.
Wat ik daarmee bedoel? Nou, als er bijvoorbeeld eens wat meer mensen dit blog zouden lezen...
W.B. Gallie: 'Essentially Contested Concepts', in: Proceedings of the Aristotelian Society, vol. LXI, maart 1956; herdrukt in: Philosophy and the Historical Understanding, Londen, Chatto & Windus 1964
zondag 11 november 2007
A set of possible worlds
Mij lijkt de tweede het meest waarschijnlijk, maar de eerste is onmiskenbaar grappiger en lijkt in ieder geval op mijn vader. Mutatis mutandis.
donderdag 8 november 2007
Monday Match, de Suite Muziekweek en muziek als theater
Er zijn meer van zulke maandelijks terugkerende events, Music / Dance 301 in OT301 en Mad Sunday in het Muiderpoorttheater. Wat ik niet begrijp is waarom er in OT301 zoveel meer mensen komen dan in het Bimhuis. Alleen omdat Music / Dance 301 op vrijdagavond is? Aan de publiciteit kan het niet liggen, want recensenten komen for some reason niet naar zulke eenspermaandjes (ook niet naar het Karnatic Lab of naar de Nieuwe Muziek Arena, bijvoorbeeld), en het Bimhuis heeft toch echt meer bandbreedte en meer plaatsen waar hun programma ligt.
Het is lastig om individuele voorstellingen van Monday Match te beschrijven. Terugkerende elementen zijn gebruiksvoorwerpen die als instrument gebruikt worden, dansers die langs de musici heen kronkelen, mime en dadataal, een afwisseling van houtenklazerige en acrobatische bewegingen, sprekende gezichtsuitdrukkingen en het prachtige avonduitzicht van het Bimhuis op de achtergrond. Natuurlijk elke keer weer nieuwe vondsten, maar het is goed dat ze het eens per maand doen, want eens per week zou saai worden. Wat Monday Match wel bijzonder maakt is dat de groep dansers en musici steeds verandert (anders dan Music Dance, maar laat je daar vooral niet door weerhouden om ze allebei te bezoeken).
Dat er niet meer mensen naar MM komen is ronduit stom. Maar er is ook iets wat het publiek dat wel komt te verwijten valt. Dat publiek bestaat namelijk voor een groot deel uit dansers. En naderhand heb je eindelijk eens dj's die iets draaien wat ze zelf leuk vinden. WAAROM wordt er dan zo weinig naderhand gedanst?
Iedereen die dit leest, doe er wat aan. Eerste maandag van de maand, Bimhuis, leuk, muziek en dans, humor en opwinding voor mensen die denken, ook geschikt voor kids, gratis, mooi uitzicht, komt allen. En neem een paar losse heupen mee.
Op het moment is ook de Suite Muziekweek gaande, waarbij jonge ensembles zichzelf presenteren aan het publiek. Blijkbaar heeft het effect als je iets een 'week' of een ' festival' noemt, en er een website bij maakt waar verder verdomd weinig opstaat, want hier zit de zaal wel vol. En terecht. Dat voordeel heeft echter een fors nadeel: wie heeft er nou weer tijd om een week lang elke avond een boeiend concert mee te maken? Ten minste, te oordelen naar de optredens van het Arte Duo en van Cora Schmeiser heb ik er spijt van dat ik Duo Bilitis en Quatsch!, Mandoleh en Brooomm! gemist heb. Als dit de toekomst van de Nederlandse muziek is, hoef ik voorlopig niet te emigreren.
Cora Schmeisers muziektheaterstuk Vier begint mystiek, met een zwevend zingend hoofd in het duister. Naarmate de verlichting sterker wordt, blijkt dat hoofd door een gat in een zwarte doek heen te zingen. Aan het einde van het eerste stuk wordt die doek naar beneden getrokken, over de zangeres heen, en omgesnoerd als een wambuis. Wat volgt is een misschien al te ijl stuk voor stem en klankschalen over de maan in de winter. Maar daarna wordt het snel levendiger. Daniël Hamburger schreef voor Schmeiser een opgewonden spreekstempartij waarvan de tekst zo begint:
Traladi
Tralalaladadidom
Tralalaladidomda tralala
    Jetzt bloss nicht still
Tralalaladidomda Tralalaladididom!
    Bloss nicht stillhalten
Tralalaladidomdididomdaditralalala!
Weiter, seiter, beiter
Weiter, seiter, beiter, kneiterauf!
en dat culmineert in de vreugdekreet alles Banane!
Wat daarop volgt is een korte cursus gifmengen met melk, limonade, witte en rode wijn waarbij voor het eerst het thema van de voorstelling Vier ter sprake gebracht wordt: de humeurenleer. Schmeiser blijkt zich behalve met dada en modern muziektheater (oa op Oerol, Crossing Border en met het Ned. Vocaal Laboratorium) ook bezig te houden met middeleeuwse en barokke zang.
Dat blijkt des te sterker in het slotstuk, waarbij een voordracht over de vier humeuren steeds meer onderbroken wordt doordat de zangeres in aria's uitbarst. Het stuk van Boudewijn Tarenskeen heet dan ook Tosca. Eine Masterclass für Sängerin und Publikum.
Dat verwijt raakt niet alleen het Concertgebouw. Het raakt ook avantgarde bijeenkomsten waarbij snobs met gesloten ogen het geluid ondergaan terwijl het hun oren beschadigt (ik heb er een stel meegemaakt). Of terwijl er per minuut een enkele toon valt of verschuift. Waarom zou je ergens naar toe gaan om stil te zitten en te luisteren? Van muziek die pijn doet aan je oren, zie ik sowieso het punt niet: doelbewust de pijngrens opzoeken onder het mom van 'esthetische verkenning' is geen vooruitstreven meer, maar masochistisch zelfverminken. Verstilde muziek daarentegen kan prachtig zijn, vooral als het geluid steeds weer uit andere hoeken komt. Maar als zulke desoriëntatie-effecten geen deel van het stuk zijn, kun je het beter van cd beluisteren. Dat doe ik bijvoorbeeld graag met opnames van de Barton Workshop, wiens concerten ik mijd uit angst me dood te vervelen. En bovendien heb je op cd een bonus-effect: als je niet weet of de cd al is afgelopen, en je oren spitst naar de omgevingsgeluiden om te horen of ze misschien nog uit je boxen komen.
De geïrriteerde Concertgebouwbezoeker zal wellicht vinden: als je er zo over denkt, blijf dan lekker thuis! Daar heeft de kunstminnaar gelijk in, hoewel met de juiste jongerenkorting het Concertgebouw goedkoper is dan een goede geluidsinstallatie. Maar jammer genoeg komt niet alles wat er gespeeld wordt, ook op internet, cd of radio. Dus als je wilt weten wat er te koop is, moet je wel. En om de irritatie nog wat op te voeren: neem altijd een goed boek mee, dat luistert een stuk prettiger dan onderdanig stilzitten.
dinsdag 6 november 2007
Three ways of not knowing
Wovon man nicht reden kann, davon soll mann schweigen.
"Das weiss ich doch nicht." Gadamer schrijft dat hij dat regelmatig aan studenten antwoordde. Ook dat kan natuurlijk een dooddoener zijn, maar volgens Josef Früchtl was Gadamer 'gar nicht pedantisch'. Ik ben het niet eens met H.-G.'s opvattingen over wetenschap en helemaal niet met zijn opvattingen over semantiek - beiden zijn volgens Gadamer vervat in een groter hermeneutisch 'gesprek met het zijn' - maar toegeven dat je iets niet weet dat relevant is voor je filosofische positie, in plaats van niet-weten als filosofische positie, is even belangrijk als moeilijk wanneer je als filosoof iets te melden wilt hebben. Het betekent dat je je rekenschap geeft van het belang van concrete kennis voor creatief denken, en dat je toegeeft als filosoof niet voor wetenschapper te kunnen spelen.
Ondanks zijn opvatting over het primaat (Vorrang) van de hermeneutiek, heeft Gadamer de verspreiding van de analytische filosofie in Duitsland eerder aangemoedigd dan tegengewerkt. Zoveel tolerantie voor andersdenkenden is nooit opgebracht door Rudolf Carnap. Toch is de Carnap die Wilfrid Sellars ten tonele voert in zijn 'Autobiographical Reflections' een voorbeeld van dezelfde 'way of not knowing'. Het stuk van Sellars begint zo:
One day in the late 1940s, Robert Turnbull and I drove to the Minneapolis airport to meet Rudolf Carnap, who was coming to speak to the graduate philosophy club and to visit his good friend Herbert Feigl. At the time, I was discussing his Logische Aufbau in my seminar in Philosophical Analysis, and we had scarcely settled in the car for the return journey when I began to bombard my captive audience with questions. I have long since forgotten the detail of what I was after, but I vividly remember that his first reaction was to expostulate, "But that book was written by my grandfather!"
(‘Autobiographical Reflections’ in Hector-Neri Castañeda (ed.) Action, Knowledge and Reality, Bobbs-Merrill, Indianapolis 1975)
Carnp bedoelde daarmee: dat heb ik twintig jaar geleden geschreven, dus dat is misschien niet achterhaald, maar ondertussen wel scherper gesteld. Waarom dan nog gewichtig doen over 'wat je nou echt bedoelde'? Op dit punt kunnen filosofen in elk geval een voorbeeld nemen aan fastsoenlijke wetenschappers: niet zozeer met de ontwikkeling van je eigen opvattingen bezig zijn, als met de groei van de totale massa kennis en inzicht. Maar ook beseffen dat daarmee het deel dat je weet van wat er te weten valt afneemt.
Dat noopt tot bescheidenheid, maar met de groei van wat er te weten valt wordt de bijdrage van filosofen niet minder belangrijk. Want iemand moet toch, in deze steeds onoverzichtelijker wordende massa van kennis en inzicht, proberen te bepalen wat er toe doet. Met het risico van betweten.
maandag 5 november 2007
Ik hou niet van poëzie, ik kan het alleen niet laten (3)
Ik heb deze post een beetje aangepast, omdat de dingen die ik er eerst in een optimistische bui op had gezet (die ik de avond ervoor gekrabbeld had in de pauze van Monday Match) me niet meer zo konden bekoren.
Een titel laten we ook maar achterwege. En nee, het gaat niet over enig bestaand persoon.
Hoorde je mij niet
oorverdovend luid mijn mond houden
terwijl jij stond te kletsen over je kinderwens?
Zag je me niet
nadrukkelijk nee knikken
of zo?
Barst dan maar open,
walvis,
boem.
Pas op daar komt
een kogel aangevlogen.
Misschien is het tijd om ergens anders te gaan staan.
Misschien is het tijd
om je hoofd een beetje scheef te houden,
zoals ik je ooit heb zien doen
in Berlijn in het voorjaar.
Pas op die man achter je
kan een terrorist zijn.
Loop eens door misschien ontploft hij.
Doe eens een stap opzij dan kun je zien
of hij je met de ogen volgt.
Als je nou nog niet begrijpt wat ik bedoel:
ik ga bij je weg, trut
en je had het kunnen zien aankomen.