maandag 14 februari 2011

Theater in het Muziekgebouw

BL!NDMAN: Kwadratur #2 / Transfo. Muziekgebouw aan 't IJ, 12 februari
Bo Tarenskeen: "Wat is letterlijkheid?" - IJ-salon, Muziekgebouw aan 't IJ, 5 februari


Sommige dingen ontstaan zo. De samenstelling van het Vlaamse ensemble BL!NDMAN is zoiets. Oorspronkelijk een experimenteel saxofoonkwartet (in de tijd dat er nog weinig repertoire was voor 4 saxofoons en dus ieder concert een experiment met klassieke muziek in een nieuw jasje werd), deden ze bij hun 20-jarig bestaan in 2008 een project met een vocaal, percussie- en strijkkwartet en op den duur werd dat structureel. En zo ontstond dus een collectief van vier kwartetten. Nee, dat kun je niet zo bedenken als je het opricht.
Die samenstelling leent zich uitstekend voor een continue uitvoering, dat wil zeggen voor concerten zonder pauzes tussen de stukken - een benadering waarin het VocaalLAB Nederland en Champ d'Action zijn voorgegaan. Bij BL!NDMAN speelt dan het voordeel dat de ene groep musici kan binnenkomen, zich installeren en aanzetten terwijl het andere kwartet nog bezig is, en dat je op allerlei verschillende manieren haasje-over kunt spelen tussen de verschillende kwartetten. Het is eigenlijk verwonderlijk dat ze dat niet niet eerder hebben gedaan. Kwadratur #2 / Transfo, gisteravond in het Muziekgebouw aan 't IJ, was pas het tweede programma in die opzet.

Het programmaboekje vermeldt nadrukkelijk de regissseur/arrangeur, de lichtontwerper, de muziekdramaturg en de repetitor. Dit alleen geeft al aan dat het concert van BL!NDMAN een nadrukkelijk theatraal karakter had: een opeenvolging van stukken die begint in totale duisternis en overgaat in felle verlichting aan het eind, waarbij een hele santekraam aan eigentijdse rekwisieten en geluidsbronnen de revue passeert, zoals turntables, beatboxen, live sampling, een electrische gitaar, video, het gebruik van de spreekstem als instrument, en natuurlijk, bijna ouderwets, tape. Door de overgangen waarbij het soms niet duidelijk is waar het ene stuk begint en het andere eindigt, en het verplaatsen van de focus met het opgaan en afkomen van de musici, wordt het arrangeren zo een compositie op zich.
En levert dit ook betere muziek op? Niet per se; wel een interessantere muzikale ervaring. Het beste stuk is met afstand de opener, Mortuos plango voor electronica van Jonathan Harvey, uit de tijd dat Harvey nog de meest getalenteerde componist van zijn generatie was en nog niet was gedegenereerd tot de postmoderne reli-kitsch die hij tegenwoordig maakt. De vervormde klanken van een kerkklok en een kinderstem komen in het donker uit alle hoeken, en wanneer het overgaat in het volgende stuk, vraag je je voortdurend af of je mensen hoort zingen of dat het de electronica is. John Zorn's strijkkwartet Cat 'o nine tails komt daarentegen over alsof het door Bartók of Janacek geschreven is, een paar bluegrass-elementen daargelaten, en Murail's Vampyr voor electrische gitaar is ronduit irritant: Murail mag dan de rock gebruiken als illustratie voor het begrip "klankkleur", dat betekent niet dat hij er zelf veel van begrepen heeft, want het komt over als een guitar hero die Jim Morrison wil zijn maar niet rockt. Music in contrary motion, een vroeg werk van Philip Glass, is niet helemaal mijn ding maar wel een passende afsluiter door de manier waarop het complete ensemble erin opgaat als in een mechaniek, de eerste keer dat de complete bezetting tegelijkertijd speelt: in alle opzichten het tegenovergestelde van Mortuos Plango.

Ik had eerder op dit blog geschreven over de AAA-serie van het Concertgebouw. In het kader daarvan was vorige week zaterdag een concert waarbij "muziek, filosofie en theater elkaar ontmoeten", of althans, dat was de bedoeling. Wat dit feitelijk inhield was een filosofische voordracht met theatrale aspecten van theatermaker/auteur/acteur Bo Tarenskeen, zes korte stukjes Kurtág, en een naar verluidt jachtige uitvoering van Brahms' tweede pianokwartet. Van een "ontmoeting" was eigenlijk geen sprake: er was enerzijds een interessante poging van Tarenskeen om filosofie op een nieuwe manier te presenteren, en anderzijds een standaard concertgebouwconcert met een standaard concertgebouwpubliek, alleen dan in het Muziekgebouw.
Full disclosure: Bo studeerde tegelijkertijd met mij filosofie in Amsterdam, en is zichtbaar evenzeer beïnvloed door de colleges van Martin Stokhof over taal en betekenis. Maar wel op een andere manier. Waar ik me ben gaan bezighouden met radical interpretation en theoriekeuze in de linguïstiek, heeft Bo na zijn scriptie over Wittgenstein regie gestudeerd aan RITS in Brussel en maakt nu toneel over mensen die in de taal verdwaald raken. Met zijn Borgesiaanse afstudeervoorstelling 1000 zalen won hij de Ton Lutz prijs op het ITs Festival 2009.
In zijn monoloogperformance Wat is letterlijkheid? noemt hij de taal een dommekracht: "Ik zeg 'olifant' en 750 mensen denken aan een olifant!" Maar tegelijkertijd benadrukt hij dat betekenis altijd alleen binnen een context bestaat: 'ga weg' betekent iets heel anders uit de mond van een politieagent dan aan de toog, of in een gepassioneerde ruzie waarin het eigenlijk 'blijf bij me', 'hou me vast' betekent. Hier lijkt hij zichzelf tegen te spreken: taal kan juist effectief zijn omdat het context-overstijgend is, omdat 'olifant' ook betekenis heeft als er geen olifant in de buurt is, omdat je het ook kunt opschrijven of opnemen. Dat iedereen een ander beeld heeft bij een olifant doet daar geen afbreuk aan: semantiek werkt maar in beperkte mate via interne visualisatie (stel je voor dat je bij ieder woord een beeld op je netvlies zou krijgen! nog los van dat dat eigenlijk alleen bij zelfstandige naamwoorden kan, en het beeld eerder een afbeelding van de zin dan van het woord zou moeten zijn), en als we er een verschillende 'interne vertaling' van geven kunnen we toch blijven communiceren zolang die maar consistent is.
Maar er wordt dan ook niet zoveel vertaald. Bo ziet, zeer Wittgenstokhofs, taal niet als een medium maar als iets waarin we leven. 'Letterlijkheid' is in die zin maar een zeer beperkte opvatting van taal: Bo haalt Nietzsche's Über Wahrheit und Lüge im aussermoralischen Sinne aan, waarin waarheid wordt omschreven als 'de metafoor van een metafoor' - een fantasiebeeld van een klankbeeld van de werkelijkheid, dat iets een 'blad' noemt als alle andere, terwijl geen twee bladeren hetzelfde zijn. En evenzeer moet kunst, opnieuw volgens Bo, niet worden opgevat als de drager van een boodschap maar als een manier om grip te krijgen op de wereld.
Opnieuw, ik ben het hier niet mee eens, of slechts in beperkte mate mee eens. Mij zal het geen bal schelen of iets kunst is, de vraag is meer wat je er mee wilt doen. Maar dat gaat ook op voor 'filosofie', en juist daarom valt het aan te moedigen dat Bo zoekt naar nieuwe manieren om mensen aan het denken te zetten, met theatrale middelen als het niet via wetenschap en journalistiek gaat. Denk hierbij bijvoorbeeld ook aan de "stand-up filosofie" van Laura van Dolron in Walden Revisited of wat Klaas Tindemans over documentair theater schrijft.

Twee concerten, twee experimenten met nieuwe presentatievormen. Met een nadrukkelijk verschil: waar BL!NDMAN de muziek recht in je gezicht serveert, zonder toelichting, inleiding of hinderlijk applaus tussendoor, valt de IJ-salon uiteen in een ongewone filosofische voordracht en een tamelijk gewoon concert. Tot op zekere hoogte leent de presentatievorm van Kwadratur #2 zich ook niet voor kritisch nadenken: de individuele stukken versmelten in een contemporain spektakel. Over taalfilosofie valt daarentegen prima te reflecteren in de grote zaal van het Muziekgebouw met een mopje Brahms erbij - ook niet bevorderlijk voor de aandacht bij de muziek for that matter.
Maar beide zijn voorbeelden van hoe de nieuwe muziekpraktijk, ook als het niet om muziektheater gaat, naar theater neigt. En dat is een ontwikkeling die valt toe te juichen, omdat daarmee eindelijk eens wordt afgerekend met het muziekfetisjisme dat het luisteren naar muziek als heilig doel op zich voorstelt: het wordt, net als dans, theater of poëzie, just another art form die zijn plek moet veroveren, niet alleen in de zaal maar ook in ieder individueel werk. Helaas willen veel van deze 'ontmoetingen' tussen muziek en theater maar geen confrontaties worden.

Zie ook: Muziek in het donker (15 juni 2010)

Geen opmerkingen: