maandag 7 mei 2012

Een hoop schoenen

 Vandaag in hard//hoofd online tijdschrift voor kunst en journalistiek, met een repliek van Melle Kromhout

Tien jaar geleden was ik in Auschwitz. Dat is niet ongewoon voor iemand van mijn generatie. Net zoals vroeger de gegoede jeugd op Grand Tour naar Italië ging, zo is tegenwoordig een bezoek aan een voormalig concentratiekamp een deel geworden van je opvoeding. En net zoals de Italienische Reise door het massatoerisme een treurig stemmende voorgefabriceerde ervaring geworden is, zo bekruipt je in Auschwitz het onaangename gevoel dat je meer bezig bent met een verplichte exercitie dan met iets te leren van het verleden. Er staat, zoals je al wist, een hek met Arbeit macht frei; de beroemde hoop schoenen ziet er inderdaad uit als een hoop schoenen; en hoewel het moeilijk is om onaangedaan te blijven in het crematorium, waar duizenden mensen zijn vermoord en honderdduizenden verbrand, is het toch dat wat je verwachtte aan te treffen: een crematorium. Tien jaar geleden waren er nog geen iPhones, waarmee bezoekers zichzelf tegenwoordig schijnen te fotograferen bij de beroemde poort; wel was er een groep jongens met keppeltjes die een minstens drie meter hoge Israëlische vlag met zich meedroegen. Ik heb ze maar niet gevraagd wat ze daarmee wilden zeggen.

Het was – ook al klinkt dat bizar en weerzinwekkend – vooral saai. Ik twijfel er geen moment aan dat het op industriële schaal vermoorden van mensen een afgrijselijke misdaad is. Maar dat wist ik elf jaar geleden ook al. Voor zover ik iets heb geleerd van mijn bezoek aan het Poolse provinciestadje Oswiecim, is dat vooral hoe weinig er van de Holocaust te leren valt. Racisme en nationalisme zijn slecht en mensen zijn tot gruwelijke dingen in staat – dat is het wel zo’n beetje.

Daar is niet iedereen het mee eens. Naarmate de oorlog langer geleden is, neemt het aantal organisaties dat fulltime met de Holocaust bezig is alleen maar toe. En vrijwel geen enkele van die organisaties doet dat puur uit historische interesse: de Holocaust is inzet geworden van identiteitspolitiek, tweede- en derde-generatie-slachtofferschap, miljoenenclaims, en niet te vergeten een toeristische industrie. Politici van iedere kleur proberen de Holocaust voor hun karretje te spannen: Thom de Graaff veroordeelt Pim Fortuyn met een verwijzing naar Anne Frank, Frits Bolkestein deduceert uit Auschwitz het ongelijk van iedere ideologie en daarmee het gelijk van het liberalisme, en de PVV herdenkt op 4 mei de slachtoffers van het “(nationaal-)socialisme”. Ondertussen nemen de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust een dusdanig groot deel in van het geschiedenisonderwijs dat scholieren niet weten wie Mao Zedong was of waar en wanneer de Dertigjarige Oorlog plaatsvond, maar wel een rijtje concentratiekampen kunnen opdreunen alsof het om het ABC gaat. En basisscholieren moeten nog steeds ieder jaar de Anne Frank Krant lezen, waar ieder jaar hetzelfde in staat.

Een paar kilometer buiten Auschwitz ligt Birkenau. Het concentratiekamp waar de massale volkerenmoord plaatsvond, Auschwitz-II, ligt daar. Het kamp is aan het eind van de oorlog door de Duitsers afgebrand, en van de meeste barakken staan alleen de schoorstenen nog. Je staat daar, in een open ruimte, op een veld vol schoorstenen. En je beseft: hier is iets weg. Dát had ik niet gelezen in de Anne Frank Krant op de basisschool.

Bekijk de stippenkaart van Joodse inwoners van Amsterdam in 1941, en je beseft het best te beter. Die mensen zijn weg. Of lees eens die gedenkstenen die overal in de stad verspreid zijn. Meestal jongens van 20 tot 30, die daar gefusilleerd zijn. Ik word daar nog steeds ontzettend kwaad van. Godverdomme. Rotnazi’s. Stelletje klojo’s.

Maar mensen die hun eigen stukje van de herdenking willen, daar kan ik dus weinig mee. Zolang ze mij er niet mee lastig vallen gun ik ze hun oorlogshobby en hun tweede-generatieleed. De ophef over de Damschreeuwer, Grijs Verleden, of recent Dirk Siebe komt op mij vooral over als een antropologisch curiosum. Verder ben ik best bereid om twee minuten mijn mond te houden. Het is alleen hoog tijd om ’33-’45 als een historische periode te zien, en niet als een geprivilegieerd moreel ijkpunt. Wat er dan overblijft, is een veld vol schoorstenen. Een hoop schoenen.

Geen opmerkingen: