Wim Henderickx: Disappearing in Light
HERMESensmble
Verkadefabriek Kleine Zaal, 10
November
Er waart nog altijd iets van het Sacrale rond in de hedendaagse muziek. Ondanks twee eeuwen hoogburgerlijke muziekcultuur, ondanks musique concrète, muziek als georganiseerd geluid en musique d’ameublement, ondanks de Darmstadt School en het IRCAM. Een religieuze functie vervult de hedendaagse muziek niet meer (wie schrijft er nog kerkmuziek?) maar de mystiek tiert welig. Olivier Messiaen hoorde de stem van God in het gekwetter van vogeltjes, John Cage liet zich leiden door I Ching, John Taverner en Gavin Bryars zijn ronduit godsdienstwaanzinnig, Jonathan Harvey schenkt zijn eigen cocktail van ascetisch katholicisme en boeddhisme, Arvo Pärt duikt de middeleeuwse mystiek in.
In hoeverre moet je dat nu ernstig nemen? Die vraag kwam hernieuwd bij me op naar aanleiding van het concert van Wim Henderickx en het HERMESensemble. Henderickx is zonder meer hardcore boeddhist: hij omschrijft zichzelf als ‘een oosterling verdwaald in het westen’. Dat dringt tot in de details van zijn muziek door. Hij volgt een zelf ontwikkelde microtonale ‘tantrische’ toonladder vol zwevende tonen, zijn muziek is langgerekt en meditatief, en de drie delen van Disappearing in Light worden gescheiden door lang…zaam voorgezongen mantra’s. Het doet in klankkleur en sfeer intens denken aan Gérard Grisey’s Quatre chants pour franchir le seuil, maar dan nog verstilder en meer ideologisch beladen.
Laten we er even van uitgaan dat het overgrote deel van het publiek geen boeddhist is. Maakt dat uit? Voor de muzikale ervaring niet. Disappearing in Light werd gevolgd door de première van Atlantic Wall, een nog langgerekter en bovendien repetitief stuk op basis van teksten van Paul Verlaine. Op de achtergrond zie je op een videoscherm de zee kabbelen. Ongetwijfeld is ook dit meditatief bedoeld, maar er wordt geen enkele expliciete verwijzing naar deze of gene levensbeschouwing gemaakt en de tekst is onverstaanbaar. Het is een minder memorabel stuk dan Disappearing in Light, maar je luistert beslist naar dezelfde componist met dezelfde artistieke inslag.
‘Sacraal’ blijft het beste woord om deze werken te typeren. Ten dele is dat heel banaal: gooi er wat microtonen in en het klinkt al snel oosters, haal de maatstrepen weg en het stuk wordt al snel ‘zen’. Het fenomeen dat je met zijn allen in een duistere zaal bijeenkomt om een uur aandachtig naar georganiseerd geluid te luisteren heeft op zichzelf al iets ritueels. Anderzijds: verdiep je in tantrische en karnatische ritmes, stemmingen, ademhalingstechnieken en de bijbehorende tijdsopvatting, en je krijgt al snel de hele package deal, meditatie en mantra’s incluis.
Die sacraliteit is beslist niet voorbehouden aan componisten met mystieke opvattingen. Morton Feldman en Luigi Nono hadden er naar mijn weten geen last van. Uiteindelijk zoeken we allemaal in de ervaring van hedendaagse muziek naar een je ne sais quoi, naar de aangrijpende en soms verontrustende momenten die uren van verveling goedmaken. Zelf ben ik meer geneigd om dat op te vatten als spelen met je cognitieve vermogens, maar dat maakt een stuk als Disappearing in Light allerminst ongenietbaar. Die mantra’s doen het uitstekend als dramaturgische ingreep, de spaarzame noten uit de altviool en de fluiten mengen goed met de languissante zang en de galm van de gong. Toch blijf ik me afvragen: in hoeverre moet ik die sacraliteit nou serieus nemen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten