maandag 11 juni 2012

Een crash course Cage

John Cage Weekend, Muziekgebouw aan 't IJ, 9-10 juni
Met tekeningen bij Europera 3&4, 10 Juni


John Cage is een van de weinige heiligen van de hedendaagse muziek. De andere zijn Claude Vivier, die op 35-jarige leeftijd vermoord werd; Anton Webern, die zijn leven lang alleen een klein aantal heel korte, heel preciese stukken schreef; Harry Partch, die zijn eigen instrumentarium bouwde voor zijn muziektheater in afwijkende toonsoorten; en Yannis Xenakis, de architect die componist werd en daarin onverbiddelijk geometrische principes toepaste. Wat hen die “heiligheid” verleent is hun compromisloosheid – het consequent doorvoeren van een muzikale visie, desnoods tegen de realiteit in. Cage is van dit stel waarschijnlijk de bekendste en invloedrijkste. Vivier, Webern, Partch en Xenakis zijn muziek voor kenners gebleven, maar Cage is gemeengoed geworden: weinig mensen kennen meer stukken dan 4’33” (ook wel bekend als: Stilte), maar als de twintigste-eeuwse avantgarde ergens de manier heeft veranderd waarop we naar muziek luisteren, dan komt dat allereerst door Cage.


Die heiligheid schrikt ook af. Tot dit weekend had ik me zelf ook niet al te diep in Cage verdiept, al was het maar vanwege de zweem van mystiek die er om heen hangt. Cage hield “lezingen over niets”, componeerde stilte, ontleende zijn ideeën over toeval aan de I Ching, grasduinde in Zen en dweepte met Thoreau’s romantisch-anarchistische Walden; or Life in the Woods. Natuurlijk wist ik dat Cage suites schreef voor speelgoedpiano’s, partituren maakte waar in plaats van noten plaatjes en instructies in stonden, muziek behandelde als theater en leuke dingen deed met poëzie aan de rand van de betekenisloosheid. Maar het blijft moeilijk om er de vinger op te leggen waar die invloed van Cage nou precies in ligt. Komt het door de humor? Komt het doordat bij Cage alles muziek kan zijn? Komt het omdat Cage – anders dan zoveel andere avantgarde-muziek – niet “eng” is? Dat alles, waarschijnlijk. Cage heeft voor de muziek gedaan wat Duchamp deed voor de beeldende kunst en Joyce voor de literatuur: anything goes.


Dit weekend was in het Muziekgebouw het John Cage-weekend. Dat is meer Cage dan er normaal in een jaar wordt uitgevoerd. Vooral de grotere muziektheaterstukken die Cage later in zijn leven schreef zijn zelden te zien – maar nu dus wel Song Books en Europera 3&4. Ondertussen was er in een soort doos in het atrium een filmprogramma, en door het gebouw heen versnipperd percussie-optredens. (“Percussie” omvat hier vanzelfsprekend schelpen, cactussen, kalebassen en andere flora, fauna en huis-, tuin- en keukentoebehoor.) Al met al toont het een Cage die nog veelzijdiger is dan we al wisten, maar het toont ook iets anders: de moeilijkheid om een actuele opvoering van Cage te geven. Een klassieke opera kun je moeiteloos in een modern jasje hijsen, maar hoe doe je dat met werken die altijd al de enscenering open lieten? Het paradoxale is dat een hedendaagse Cage anachronistischer overkomt dan Pierre Audi’s Ring des Nibelungen of Reinbert de Leeuw’s Im wunderschönen Monat Mai.

Cage is daarmee een moeilijk te canoniseren heilige. Dat is ook juist waar zijn actualiteit en zijn ongrijpbaarheid in schuilen, als componist die zichzelf wou opheffen. [Het helpt natuurlijk ook dat de nieuwe muziek nooit slachtoffer is geworden van de kunsthandel, die de pioniers van de hedendaagse en conceptuele kunst van veel van hun heiligheid beroofd heeft.]

3 opmerkingen:

Samuel Vriezen zei

Het lijkt "anything goes" bij Cage. De werkelijkheid is heel wat subtieler:

"Permission granted. But not to do whatever you want."

(In A Year from Monday).

Het probleem van dat hedendaagse uitvoeringen is dat ze vooral zo gedateerd lijken, als ze maar wat gaan aanrotzooien in plaats van heel precies en met begrip van de esthetiek de partituur te interpreteren, zoals we dat bij Beethoven ook meestal proberen. Song Books was regelmatig op muzikaal niveau simpelweg onder de maat, bijvoorbeeld, waardoor vooral het beeld van vrolijke doe-maar-wat anarchie overbleef, met absoluut festisjistische afbeeldingen van Cage de hele tijd geprojecteerd op het scherm - gezien zijn prediken van de egoloosheid kan het bijna niet anti-Cageiaanser. Zo dreigt de "heiligheid" van Cage, zoals bij alle heiligen, tot een improductief en ondoordacht soort vroomheid, zelfs afgoderij te leiden.

Floris Solleveld zei

Ik moet zeggen dat ik me ook zou hebben bij Song Books en Europera als ik er niet bij aan het tekenen was geweest. (Thirty Pieces for Five Orchestras, uitgevoerd in het trappenhuis en de foyers van het Muziekgebouw, was daarentegen MAGISCH.) Maar je purisme illustreert wat mij betreft des te beter het paradoxale van Cage her-ensceneren: je kunt het in de fluxus-esthetiek doen, maar dan ziet het er OOK gedateerd uit.

De egoloosheid van Cage heeft van zichzelf ook al een zeker cult-aspect. Wat dat betreft kun je het vergelijken met wat Camiel van Winkel de paradox van het conceptualisme noemt: je presenteert het als on-kunst, maar door zo niets in iets te veranderen blijf je als virtuoos poseren. Het scheelt dan wel dat de nieuwe muziek minder gehypet is dan de kunstwereld, en dat Cage inderdaad niet vrijblijvend of "de-skilled" is.

Samuel Vriezen zei

Ja, Thirty Pieces was zonder twijfel het hoogtepunt van het Cage-weekend. (Hoewel ik zelfs bij dat stuk denk dat het nog mooier had gekund als ze nog 3 extra repetities hadden kunnen nemen of zo).

Dante verwoordde later mooi wat er mis wat met de song books, het was soms alsof we naar een documentaire over Cage zaten te kijken, eerder dan naar Song Books. Het is toch een beetje alsof je een symfonie van Beethoven neemt en er dan om de zaak in de juiste context te zetten Hegel en Schiller doorheen voorleest en af en toe een Napoleontische legereenheid over het podium laat exerceren of zo.