Utrecht, 3 september
Luid en duidelijk. De installatie Cold Pin van Eli Keszler in de CM Studio van het Centraal Museum omvat niet meer dan een aantal snaren gespannen in de ruimte, een mechaniek om die snaren aan te slaan, een versterker en wat luidsprekers. Die genereren een diep resonant geluid, terwijl op de muur van de halfduistere ruimte de schaduwen spelen. Het is alsof je in een immense klankkast staat. Met een glas wijn en olijven en kaas bij hand, want het is wel de opening van de Gaudeamus Muziekweek. Voor de gelegenheid van de opening is tussen de snaren en de luidsprekers ook een drumstel opgesteld, waar Eli op staat te jammen. Aanvankelijk ingetogen, ook omdat hij op de trommelvellen een aantal crotales (koperen klankschijfjes) heeft gelegd, allengs steeds wilder. Zei er hier iemand “BOEM, paukeslag”? Juist. De Muziekweek is begonnen.
Het is nu het tweede jaar dat Gaudeamus in Utrecht plaatsvindt, en die verhuizing heeft het festival goed gedaan. Naast Cold Pin zijn er geluidsinstallaties en grafische partituren van William Engelen in de tentoonstelling Exploded View, nieuw werk voor het meer-dan-surround-sound wave field synthesis systeem, en een samenwerking van het briljant geschifte ensemble Bl!NDMAN met beeldend kunstenaars. Er worden, kortom, grenzen verlegd in muzikale presentatie. De formule van drie aaneengesloten concerten op verschillende locaties is een stuk dynamischer dan het traditionele “avondvullende concert”, en vanuit het Muziekhuis aan de Loevenhoutsedijk organiseert Gaudeamus nu ook een maandelijkse concertserie waarmee componisten worden uitgelicht en repertoire verder uitgebouwd. Dat de Muziekweek geen subsidie meer krijgt van het NFPK omdat het “geen festival, maar een concours” zou zijn, is dan ook een gotspe van formaat.
Het openingsconcert in de Geertekerk is naar die maatstaven
eigenlijk tamelijk traditioneel. Twee reprises van recent werk van Louis
Andriessen en (juryvoorzitter) Martijn Padding, een nieuw stuk van de winnaar
van 2010 en twee stukken uit de juryselectie. “Traditioneel” betekent hier nog
altijd dat Marko Nikodijevic in gesualdo
dub / raum mit gelöschter figur elementen uit een madrigaal van Gesualdo
dusdanig vervormt met electronica dat er alleen nog op de achtergrond een
suggestie van iets ouds te horen is en dat Louis Andriessen in La Girò een vioolconcert deconstrueert.
Ondertussen introduceert Martijn Padding in Three
Summer Pieces als nieuw instrument een twee meter lange aluminium pijp, die
wordt aangestreken met een werkhandschoen. Toch, concertanter dan dit concert
van Asko | Schönberg wordt ’t niet.
Nikodijevic won in 2010 de Gaudeamusprijs met een vrije bewerking van Liszt’s La lugubre Gondola. Dat leidde toen tot enige discussie: kun je een componistenprijs winnen met een cover? In gesualdo dub is het bronmateriaal als klankspoor naar de achtergrond verdrongen. Centraal staat het gevecht tussen pianiste Pauline Post en maar liefst drie slagwerkers. Daartussenin zit nog een groep blazers en strijkers, maar hun rol is toch vooral om de klavier- en gongslagen extra aan te zetten en in te kleuren. Gesualdo dub ontwikkelt zich traag en onverbiddelijk, zonder pathos of tierelantijnen, van een paar tonen uit de piano tot een luide en indringende ars subtilior van echo’s en omkeringen.
Nikodijevic won in 2010 de Gaudeamusprijs met een vrije bewerking van Liszt’s La lugubre Gondola. Dat leidde toen tot enige discussie: kun je een componistenprijs winnen met een cover? In gesualdo dub is het bronmateriaal als klankspoor naar de achtergrond verdrongen. Centraal staat het gevecht tussen pianiste Pauline Post en maar liefst drie slagwerkers. Daartussenin zit nog een groep blazers en strijkers, maar hun rol is toch vooral om de klavier- en gongslagen extra aan te zetten en in te kleuren. Gesualdo dub ontwikkelt zich traag en onverbiddelijk, zonder pathos of tierelantijnen, van een paar tonen uit de piano tot een luide en indringende ars subtilior van echo’s en omkeringen.
La Girò is een stuk dat op tenminste drie manieren naar zichzelf verwijst. Ten eerste omdat de titel “La Girò” verwijst naar de muze van Vivaldi, en daarmee ook de relatie van Louis Andriessen met violiste Monica Germino weerspiegelt (en wie weet dat Andriessen bij Berio heeft gestudeerd, kan moeilijk niet denken: “Cathy Berberian!”). Ten tweede omdat het stuk steeds weer aanzetjes maakt tot een klassiek vioolconcert, die nooit verder komen dan een paar akkoorden. Maar vooral omdat Monica Germino zichzelf sprekend en zelfs zingend begeleidt. Dat commentaar wordt allengs duisterder. Wat begint met een lofliedje op “La Girò”, gaat van een anekdote over een muziekleraar die door zijn leerling tot tranen geroerd wordt naar een nachtmerrie waarin je vrienden en verwanten één voor één worden neergeschoten als je fouten maakt bij de recital. In het laatste deel wordt de viool ronduit gemarteld. “That shrieking. Those are not birds.”
www.muziekweek.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten