Utrecht, 9 september
Over de uitslag wordt niet gecorrespondeerd. Ik doe het toch. Ik ben het namelijk grotendeels eens met het oordeel van de jury. Konstantin Heuer heeft de Gaudeamus Prijs gewonnen met Alaska; eervolle vermeldingen waren voor Maxim Shalygin met Letters to Anna en Edward Hamel met Countenance. Die laatste zou ik vervangen hebben door Eli Keszler met Cold Pin; maar Heuer en Shalygin maakten vrij onbetwist de meest eruit springende en gedurfde werken.
In de wandelgangen waren kanttekeningen te horen: Alaska zou loodzwaar en heel erg Duits zijn, Letters to Anna sentimenteel en overdreven virtuoos. Die kanttekeningen zijn niet onterecht, maar ze gaan voorbij aan een simpel gegeven: dat Heuer en Shalygin weten wat ze willen met hun materiaal. Alaska is zo lang omdat het een cyclus van twaalf gedichten omvat, maar weet daarbinnen zowel variatie als eenheid te bewaren. Letters to Anna haalt alles uit een simpel motiefje wat er maar uit te halen kan, en wint door de herhaling juist aan zeggingskracht. Waar veel werken zijn opgehangen aan een idee of aan verrassende klanken en geluidseffecten, springen Heuer en Shalygin eruit door muzikale visie.
(Full disclosure: vorig jaar had ik een nul-uit-drie match met het juryoordeel. Volgens ongeveer dezelfde criteria als nu kwam ik toen uit op Menalled, Khismatov en Grimaldi. Blijkbaar heeft de jury van dit jaar meer dezelfde smaak als ik.)
En zo eindigt dan de Gaudeamus Muziekweek 2012. Het ensemble Klang en de tweekoppige rockformatie Knalpot maken er een einde van dat nog luider is dan de opening: bij de kassa worden oordopjes uitgedeeld. Toch werkt de combinatie hier minder spectaculair dan de combo van het Ragazze Kwartet en het jazztrio Kapok bij de Night of the Unexpected: daarvoor ligt de sound van Klang en Knalpot te dicht bij elkaar, zodat het uiteindelijk wel een opzwepende jamsessie maar toch vooral een metalmedley met stukjes Kate Moore en Tom Johnson wordt. De locatie van het slotconcert klopt daar wel weer bij: een grote open industriƫle hal, het is eens iets anders dan een concertzaal/kerk/museum/galerie. Gaudeamus doet zegenrijk werk om nieuwe muzikale werelden te openen, maar zou meer van deze underground-sfeer kunnen gebruiken.
Want ondanks de nieuwe concertformats, ondanks de installaties van Eli Keszler en Felix Thorn, ondanks de grafische partituren van William Engelen en de samenwerking met het Centraal Museum en het HISK, ligt bij Gaudeamus nog steeds heel sterk de nadruk op het compositorische handwerk. Jurylid Christopher Butterfield roemde het werk van Heuer als “100% muzikaal”. Ik vind dat een vreemd compliment. Wat is dat voor kunstzuiverheid? Het gaat hier niet om 100% cacao. Het gaat erom iets ongehoords te laten plaatsvinden, en met welke artistieke middelen dat gebeurt is een secundaire kwestie. Muziektheater, om maar wat te noemen, is bij Gaudeamus nog steeds een ondervertegenwoordigde categorie. Ook in dat opzicht is het hoopvol dat juist de twee meest theatrale werken uit de juryselectie uitverkoren worden.
De piano-dress van Aliona Yurtsevich is in dat opzicht ook een voorbeeld van een nieuwe manier van compositorisch denken. Aliona heeft een verleden als beeldend- en multimediakunstenaar in New York, en haar werk is dan ook sterk conceptueel. De barokke “piano-jurk” bedient zich van electronica waarmee de piano door de bewegingen van de pianiste van afstand bespeeld kan worden – zodat er sprake is van een soort van duo van performer en piano. Tomoko Honda doet dit met veel dramatische gestes en in een stemmige belichting. Voor de muzikale ervaring had het niet uitgemaakt als ze hetzelfde had gedaan met een tape in plaats van met een interactief aansturingsmechanisme, maar het is een veelzeggend beeld: de piano is niet alleen een instrument, maar ook een theaterrekwisiet. Zelfs het open- en dichtklappen van de klep wordt zo een dramatische handeling. En aan het einde schuifelt Tomoko van het toneel af en wordt het donker. Het had de rituele afsluiting van het festival kunnen zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten