donderdag 29 november 2007

Charles Taylor, a catholic in a secular age

Charles Taylor, bekend tot buiten de academie vanwege zijn studies naar Hegel, multiculturalisme, de malaise van de moderniteit en de bronnen van het zelf, heeft nu een magnum opus gepubliceerd over de condition moderne: A Secular Age. Hij is terecht geprezen om zijn moed om grote thema's aan te vatten zonder uit de losse pols te essayeren, en zonder zich te verschuilen achter beroepsfilosofische scholastiek. Zijn engagement staat buiten twijfel. Maar dat is ook het probleem: zijn cultuurhistorisch-cum-filosofische beschouwingen worden gemotiveerd door zijn eigen zoektocht naar zingeving, en daardoor drijft hij zichzelf in het defensief. Taylor moet de godganse tijd aantonen dat hij als katholiek in de moderne wereld niet achterlijk of geschift is. Daarom beschrijft hij in Sources of the Self de condition moderne vanuit de kunst als een zoektocht naar subtler languages en epiphanies of modernism.

Twee bezwaren tegen Taylor's opvattingen over jezelf vormgeven in de moderne wereld.
Ten eerste suggereert hij in het voorwoord van A Secular Age dat iedereen zijn leven zin geeft vanuit een bezielende ervaring. En niet door iets te doen? Dat lijkt me juist een manier om die ervaring los te koppelen van betekenis, helemaal niet van 'zingeven'.
Ten tweede, en daarbij aansluitend: het hele idee van een moral source, dat hij uitdraagt in Sources of the Self, voegt geen argumentatief gewicht toe. Ik denk en doe dit en dat en noem dat een 'moral source', so what? Het gaat er om wat daarmee gedaan en gezegd is. En dat is geen esoterische gang naar een 'diepere betekenis', maar een tastbaar conflict over implicaties en consequenties.

Een hint voor de Hegeliaan: Hegel stelt aan het begin van zijn Vorlesungen über Ästhetik dat de kunst niet meer direct (zoals in good old Greece) maar alleen nog 'wissenschaftlich' te savoureren valt. Dat klopt in elk geval in zoverre, dat het Kollektivsingular 'kunst' (zoals in 'de kunst') een theoretisch construct is en ingang vindt met de ontwikkeling van esthetiek en verschillende vormen van kunstwetenschap.
Door die verwetenschappelijking - niet alleen van de kunst, maar van de cultuur en de humaniora in het algemeen - verandert ook de style of reasoning, en daarmee de manier waarop woorden en daden betekenis gegeven worden. Een analyse daarvan houdt het midden tussen wat Ian Hacking een Historical Ontology, en wat Reinhart Koselleck een Historische Semantik noemt.
(Vandaar dus, voor de goede verstaander, mijn bezigheid met het begrip Bildung.)

Charles Taylor: A Secular Age, Harvard UP, Cambridge (Mass.) & London 2007

1 opmerking:

Martin zei

Tiens, zo kom je nog eens iemand tegen. Maar genoeg small talk.

„Die Philosophen haben die Welt nur verschieden interpretiert, es kommt aber darauf an, sie zu verändern.“ Je kritiek op Taylor echoot die van Marx op zijn leermeester. Taylors hermeneutische arbeid is om de ‘morele bronnen’ te hervertellen zoals die door (de wat meer getalenteerde) mensen doorheen de westerse geschiedenis gearticuleerd zijn. In SA wordt de notie van een morele bron vervangen door de term ´volheid´:

‘We all see our lives, and/or the space wherein we live our lives, as having a certain moral/spiritual shape. Somewhere, in some activity, or condition, lies a fullness, a richness; that is, in that place (activity or condition), life is fuller, richer, deeper, more worth while, more admirable, more what it should be. This is perhaps a place of power: we often experience this as deeply moving, as inspiring’ (SA, p. 5).

Zoals je hier leest gaat het niet primair om een ‘ervaring’, maar om een bepaalde conceptie van het leven die hij – toegegeven, niet geheel ongemakkelijk – als ‘volheid’ doopt. SA is vooral het verhaal van hoe het ‘simplistische’ narratief van ‘Darwin refuted the Bible’, onder intellectuelen vrijwel hegemonisch kon worden – en zo de ervaring van seculariteit, van ‘an immanent order’ teweegbracht. (Of, met Dostojevski’s plastischer beeldspraak, het kristalpaleis.) Een cruciale vraag is of het narratief van de naturalistische atheïsten (Dawkins c.s.) inderdaad op ‘very inconclusive arguments’ (p. 562) berust. Het antwoord daarop heb ik niet. Het punt is dat Taylor hier beroep doet op de argumentatieve kracht van de notie van ‘volheid’: het atheïsme kon zegevieren doordat het een nieuwe, aantrekkelijke conceptie van volheid bood. Dit ‘dood-van-God’-narratief gaat als volgt: de mens heeft de kinderlijke neiging om dingen die hem goed uitkomen te geloven, maar door een onverschrokken en volhardend gebruik van de rede kunnen we tot een toestand van volwassenheid komen waarin we de wereld zien zoals die is: een uiteindelijk betekenisloos cluster energie en materie. Taylors stelling: dit narratief, dat wij moderne materialisten ons graag aan laten leunen, is diepgaand vertekenend. SA is grotendeels een hervertelling ter correctie hiervan. (Een mooie passage hierbij vind ik sectie 15 van ‘Unquiet Frontiers of Modernity’. Je kunt dit als katholieke apologie afdoen, maar dat is voor mij veel te kort door de bocht.)

De conflicten waar Taylor zich op richt liggen niet op het niveau van ‘implicaties en consequenties’, maar eerst en vooral op het niveau van interpretaties en narratieven. Dat is altijd een harde noot voor de behaviorist (bepaald slag Wittgensteiniaan), de Marxist, de Foucaultiaan enz.. Ons zelfbegrip is mede constitutief voor wie we zijn en hoe we handelen, de wereld als ‘gegeven’ is een mythe. Ook die interpretaties zijn weer politiek, materieel geconditioneerd enzovoorts, maar niemand komt om een best account van zijn eigen notie van ‘volheid’ heen. Een kantiaan handelt vanuit een notie van waardigheid van rationele autonomie – of hij doet dat niet en hij laat zich meeslepen door de Neigungen; dan voelt hij zich een slaaf van de materiële orde. Feit is dat zijn interpretatiekader beslissend is voor hoe hij in de wereld staat. De meeste accounts zijn natuurlijk wat meer tastend, of zelfs vertwijfeld en/of gespleten. Maar nogmaals, de notie van een best account van ‘volheid’ is onontkoombaar. En hij doet ertoe.
Niet waar?
Waarom anders door die duizenden pagina’s compacte argumentatie heenworstelen?

Wat was eigenlijk Marx’ motivatie om bij Hegel in de leer te gaan?

Wees gegroet, Ottokar.
Martin