woensdag 8 september 2010

Gaudeamus, 2010 (2): Aleph en Insomnio

Het Aleph Ensemble en Insomnio zijn allebei gezelschappen die uitblinken in wat ik eerder heb omschreven als "muziek in het donker" - Insomnio vooral in combinatie met video en live electronica, en Aleph in het bijzonder met muziektheaterstukken van Georges Aperghis. Vanmiddag in de Bernard Haitinkzaal, wellicht de witste muziekzaal van Nederland, was daar helaas geen sprake van. Dat pakte voor Insomnio, dat een krachtig geluid heeft, beter uit dan voor het toch wat fletse Aleph. Het is misschien niet eerlijk, maar ik blijf Aleph afmeten aan hun briljante optreden tijdens de Gaudeamus Muziekweek van 2005, dat ze bij latere edities nooit meer hebben weten te evenaren, en wat ook niet hielp was het Franse accent van Monica Jordan, die Duits en Nederlands moest zingen. Muzikaal viel er echter niks af te dingen op hun vertolking van Huba de Graaff's indianenkrijgzang, en hun gemeenschappelijke optreden met Insomnio in de afsluiter van Huck Hodge.




Er is iets opmerkelijks aan de hand in dit festival. De muziek waarvan ik lang heb gehoopt dat iemand ze zou schrijven, die de klankrijkdom van zwevende tonen, dissonanten, electronische vervormingen en schurende metaalklanken combineert met een energiek ritme, die spanning opbouwt zonder melodisch te worden, die langgerekte tonen afwisselt met plotseling donderende percussie - die muziek lijkt vrij abrupt het gangbare idioom geworden. Natuurlijk waren al die elementen al eerder aanwezig, alleen nooit zo nadrukkelijk in die combinatie. Gisteren in de stukken van Diana Rotaru en Francisco Castillo, en vandaag in alle drie stukken waarin Insomnio speelde, wel met verschillende concepten, maar toch gekweekt in hetzelfde klanklandschap. Be careful with what you wish lest it come true. Want zonder een van de componisten in kwestie tekort te willen doen, het is fijn als iemand de sound maakt die je aanspreekt, maar die combinatie van uiterlijke kenmerken alleen is nog geen recept voor goede muziek.*

Komt het onderliggende concept goed uit de verf? Dat varieert. Sébastien Béranger laat in Systèmes d'échange en milieux hostiles de verschillende instrumenten met elkaar concurreren om wie het voortouw heeft - vandaar het "vijandig terrein" uit de titel. Dit had wellicht door de spelers meer theatraal aangezet kunnen worden, maar het resultaat is desalniettemin geslaagd ontregelend. 7 Exceptions van Claire-Marie Sinnhuber probeert door het stuk te fragmentariseren ieder fragment tot een portret van een van de instrumenten te maken, zeg maar een Gruppenbild mit Klavier/Flöte/Geige/Schlagwerk etc. Om eerlijk te zijn moet je dat er wel bij lezen om het te weten - wat is bijvoorbeeld de 7e uitzondering in een ensemble met zes spelers. Huck Hodge, die in 2008 de Gaudeamus prijs won met Apparent Motion,  slaagt daarentegen wonderwel in zijn streven om het hele klankkleurspectrum te verkennen zonder aan ritme en energie in te boeten (iets wat bijvoorbeeld wel gebeurt in met name het latere werk van zijn leermeester Murail).

Maar het is toch Huba de Graaff's Overwinningsfeest bij de Jivaro's dat de middag domineert, ondanks de alleen bij vlagen als Nederlands herkenbare uitspraak van de zangeres. Huba begaat een totemistische voorvadermoord door te beginnen met een paar regeltjes serialistische pianosonate, en die vervolgens op te pikken als motief voor een woeste krijgsdans, doorspekt met spottende kreten. Als het oorspronkelijke motief weer terugkeert, is dat electronisch vervormd, en wel zodanig dat het tegelijk lachwekkend en muzikaal interessant is. En ook de krijgsdans wordt allengs complexer (ondanks de beperkte bezetting van stem, piano en percussie), terwijl het libretto allengs pikanter wordt:

Hej! hej! hej! Vrouw, hej! Vrouw, hej! Bijslaap, hej!
Moge de tsantsa de bijslaap bevorderen
Paren, hej! Paren, hej! Vrouw, hej! Vrouw, hej! Gebeuren zal het, hej!

Men schijnt in de 16e eeuw bij wijze van antropologisch experiment wel eens een indiaan naar een concert te hebben meegenomen, om hem daarna te vragen wat hij er van vond. De beroemde anekdote is dat het antwoord was: "ik vond het eerste het mooiste", en pas na een tijdje werd duidelijk dat hij het stemmen van de instrumenten bedoelde. Wellicht had Schönberg, die voorspelde dat de bakkersjongens zo omstreeks nu zijn werken zouden fluiten achter hun handkarren, zich beter op de Jivaro's kunnen richten.

---------------------

* Tristan Murail heeft ooit het spectralisme uitgelegd aan de hand van een analogie met rockmuziek: hoewel die qua muzikale structuur gezien ontzettend op elkaar lijkt, kunnen fans toch moeiteloos hun band eruit pikken door de "sound". Voor mij bijvoorbeeld is dat de sound van Joy Division of Interpol. Maar dat betekent niet dat ieder nummer van Interpol goed is.

Geen opmerkingen: