RASA, 3 september
Hoeveel verschil maakt het waar je iets hoort? Vrijdag was
ik bij een concert van Custom Made Music in Roodkapje, een galerie met
beatkelder in Rotterdam. Vandaag hoorde ik hetzelfde concert in RASA in Utrecht,
niet het meest concertgebouw-achtige theater maar beslist geen underground.
Vanzelfsprekend is in RASA het licht mooier, het geluid beter en de regie
strakker, en dat kan het verschil maken tussen een veredelde try-out en een
theatrale gebeurtenis. Maar Custom Made Music heeft juist een hoge mate van Do
It Yourself-mentaliteit die beter in een undergroundkelder past, al brengt het
werken met live electronica en nonconventionele speelwijzen wel een aantal
minimum-eisen mee qua technologie en qua aandachtig luisterend publiek. Het is
daarmee, zoals wel meer nieuwe initiatieven in de hedendaagse muziek, ambigu
tussen de concertzaal en de projectruimte.
Custom Made Music is het initiatief van een groep studenten
KunstMediaTechnologie (KMT) aan de HKU-dependance in Hilversum. “We hebben bij
KMT geen eindexamenconcert, dus organiseren we het zelf maar”, aldus oprichter
Gagi Petrovic. Dat sluit aan bij wat ze individueel toch al doen: hun eigen instrumenten
maken (variërend van een eensnarige golvengenerator tot een interactief
vingerdoolhof), een huis-tuin-en-keuken-gamelan bouwen op een oude pick-up, jammen
met live electronica. Hun gigs zijn kleinschalig van opzet, een
aaneenschakeling van solo’s en duo’s, waarbij het publiek geacht wordt tussen
de musici rond te lopen. Dat kun je in Roodkapje doen of in RASA, dat maakt wel
verschil qua sfeer en production values maar het wordt er niet een wezenlijk
ander concert van. Het gekke elektronische wonderdoosje van Roald van Dillewijn
komt met meer speakers beter tot z’n recht, Dianne Verdonk is in RASA opeens
slecht bij stem, maar dat zijn eigenlijk details. De vraag is vooral, wat als
je op grotere schaal gaat werken? Ben je dan veroordeeld tot theaters met hun
betere theatertechniek of juist tot site-specific
installaties in loodsen en projectruimten waar je meer je gang kunt gaan?
Voor Modelo62 bestaat die afweging niet. Het ensemble van Ezequiel Menalled speelt muziek met een hoge intensiteit die alleen bereikt kan worden in de concertzaal. Il voto dell’innocenza van Emre Kaleli is zo’n stuk. Het is een droevig, contemplatief geheel van langgerekte hoge tonen, zonder lineaire ontwikkeling maar met kleine attaques en frivoliteiten. Dat Nono/Scelsi/Tenney-achtige idioom is typerend voor Modelo62; Ezequiel zelf veroorlooft zich er in The inner sounds of my mind grotere vrijheden mee. Ook hier langgerekte tonen en een sacrale sfeer, maar dan met veel specifieker gebruik van de mogelijkheden van de verschillende instrumenten en ook meer ingehouden drama en theater.
Modelo62 is qua samenstelling en benadering meer een “traditioneel” hedendaags ensemble, een kamerensemble opgebouwd uit solisten. Toch zit ook hier de DIY-mentaliteit ingebakken: Ezequiel is een van de weinige componisten die al tijdens zijn conservatoriumtijd een eigen ensemble heeft samengebracht om zijn muzikale ideeën in daden om te zetten (zoals later bijv. ook Yu Oda met Amsterdam Collage Ensemble en Looptail). Je ziet iets van die DIY-mentaliteit in Motorman Fragments van Taylor Brook, een stuk waarin vier zangers door elkaar heen passages en fragmenten uit de entropische roman Motorman reciteren en soms in zang uitwaaieren. Daarbij worden ze gecommenteerd door zwevende klanken en rammelend metaal – een soort van prozaïsche en ontregelde versie van Harry Partch. Je ziet het nog sterker in Splatter study (on social networking) van Braxton Sherhouse, waarin alle muzikanten en de componisten in een kring gaan staan en losse geluiden maken, al dan niet met plastic bekertjes en zilverpapier. Soms bevat het sporen van muziek. Maar dat geluid dat je krijgt door met een stok met een rubber knop over de klankkast van een harp te strijken, dat komt uit de diepte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten