De Koene Ridders / Looptail, Zijdebalentheater, 8 september
Tobias Klich heeft de Gaudeamus Prijs gewonnen. Hij deed dat met Grüntrübe Ritornelle beim Verlassen des Territoriums, een solo voor elektrisch versterkte gitaar met twee lepels erdoorheen gestoken, door hemzelf uitgevoerd op vrijdagavond in Vredenburg Leeuwenbergh. Uitgerekend die avond was ik er niet bij. Op grond van de opname lijkt het me geen onterechte keuze: waar veel van het genomineerde werk mooi maar inwisselbaar was, onderscheidt Klich zich door een eigenzinnige compositie met een sterk performance-element die bij uitstek door hemzelf uitgevoerd moet worden. Het is ook een moedige keuze van de jury voor een stuk dat ergens halverwege compositie en geluidskunst zweeft – bepaald geen vanzelfsprekendheid bij een componistencompetitie.
Tobias Klich heeft de Gaudeamus Prijs gewonnen. Hij deed dat met Grüntrübe Ritornelle beim Verlassen des Territoriums, een solo voor elektrisch versterkte gitaar met twee lepels erdoorheen gestoken, door hemzelf uitgevoerd op vrijdagavond in Vredenburg Leeuwenbergh. Uitgerekend die avond was ik er niet bij. Op grond van de opname lijkt het me geen onterechte keuze: waar veel van het genomineerde werk mooi maar inwisselbaar was, onderscheidt Klich zich door een eigenzinnige compositie met een sterk performance-element die bij uitstek door hemzelf uitgevoerd moet worden. Het is ook een moedige keuze van de jury voor een stuk dat ergens halverwege compositie en geluidskunst zweeft – bepaald geen vanzelfsprekendheid bij een componistencompetitie.
Gaudeamus 2013 bood in vergelijking met voorafgaande jaren
weinig spektakel. Er waren geen overweldigende audiovisuele totaalconcepten
zoals de concerten van Hexnut en Barbara Lüneburg in 2011, geen bombastische
ambitieuze werken van jonge componisten zoals eerder Alaska van Konstantin Heuer en Tesla
van Raffaele Grimaldi, geen theatraal delirium zoals To the left van Sergey Khismatov. De beide eervolle vermeldingen
van 2013, Emre Kaleli en Abel Paül, zijn eerder voor sympathiek werk.
De grote winst is wel dat Gaudeamus in vergelijking met
voorafgaande jaren aanmerkelijk meer publiek bereikt: er waren zelfs meerdere
concerten uitverkocht, iets wat in het Muziekgebouw aan ’t IJ misschien drie
keer per jaar voorkomt. En volgend jaar gaat het vernieuwde Vredenburg open,
wat hopelijk geen einde zal maken aan het charmante heen en weer lopen tussen
verschillende locaties maar de Muziekweek toch een wat beter zichtbare en beter
technisch geoutilleerde plek zal geven.
Het festival krijgt aan het slot nog wat spektakel door de
Koene Ridders, een nieuw vijfkoppig collectief. Hun optreden was oorspronkelijk
bedoeld als een tweeluik van een muziekwandeling en een concert, maar het
eerste deel valt door noodweer, technische mankementen en de Wet van Murphy
grotendeels in het water. Het tweede deel compenseert dat volledig. Middenin in
een loods staat sopraan Maribeth Diggle op een verhoging, gehuld in een
torenhoge jurk van zwart plastic en veren. Achter haar staat het
instrumentarium van de Koene Ridders opgesteld. Het stuk, Worvel nae worvel van Bart de Vrees, alterneert tussen haast
walkürische zang op basis van een quasi-middelnederlands libretto en het voordragen van een Utrechtse fantasiefauna
waarin de gebouwen aandoenlijke monsters zijn geworden. Het is een opmerkelijke
combinatie van hoogcultuur en underground, maar het wordt nergens geëxalteerd
of lullig. In een loods naast het Zijdebalentheater, in de programmering van de
Gaudeamus Muziekweek, is het precies waar het moet zijn.
Looptail zorgt uiteindelijk voor een waardige afsluiter met Trauermarsch Szenen van Trevor Grahl,
dat op het dwingende ritme van de trom een heel scala aan stijlen en
semicitaten doorloopt, van jazzy tot dramatisch, om te eindigen in een adagio
van gedragen blazers en strijkers en belletjesklanken uit de marimba en piano.
Grahl zelf omschrijft het als een “orkestwerk voor een sextet”. Als
onaangekondigde toegift hult het ensemble de afsluitende receptie in een
technobeat, waarin fragmenten van de stukken uit de juryselectie zijn
opgeschaald naar 128 bpm. Een mooi contrast met de opening, die werd ingeblazen door hedendaags werk voor draaiorgel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten