vrijdag 30 januari 2009
Twee kindergedichtjes & illustratie
Dit is de dag van daarom.
Waarom komt later.
Dit is het moment van brand brand brand!
Straks komt het water.
Dit is de plek van hier.
Ergens anders is daar.
Dit is de laatste van al onze vragen.
Straks is het eten klaar.
[Kleine Notiz über die Verfahrungsweise des poetischen Geistes:
De oorspronkelijke versie, geschreven op een hotelkamer in Göteborg, was niet geschikt als kindergedicht. Wat is het verschil tussen die versie en deze? Één woord. "Eten". Laat dat woord weg en de laatste zin klinkt haast suïcidaal. Zo erg was het trouwens ook weer niet met me gesteld.]
[Tekening gemaakt in de trein terug uit Berlijn. Jaja, ik reis wat af tegenwoordig. Ik zal er eens over gaan bloggen.]
Rond om de ronde
toren omhoog langs de wentel-
trap tot op de hoogste
top en op de top
is alles klein:
de mensen zijn muisjes,
de auto’s van drop.
Kronkelend als een kurken-
trekker wentelt de trap
omhoog en omlaag.
Niet als de ijzeren Eiffel-
toren maar
als een bakstenen bruidstaart,
laag over laag.
Bovenaan kun je
verstoppertje spelen
in de Emmenthaler gaten
van de maan van kaas,
wolkenwijn drinken,
de sterren op stokjes
prikken en schikken
in een hele grote vaas.
Die zet je dan op de top
en dan vang je
de zon in een goudvissenkom.
En dan rommeldebom!
valt de toren om.
woensdag 28 januari 2009
Spinoza, moreel meetkundige
Naar aanleiding van de discussie onder de kop van Calvijn (zie mijn post van afgelopen donderdag) een karikatuur op verzoek. Met dank aan Stan Verdult voor de aanmoediging, het werd eens tijd. Ik weet dat het beeld dat van Spinoza bestaat via het schilderij in de Herzog-August-Bibliothek in Wolfenbüttel (zeg maar de bankbiljet-Spinoza) niet het meest betrouwbare is, maar voor een herkenbare karikatuur is beeldvorming toch belangrijker dan journalistieke integriteit.
In 2006/2007 heb ik een hoop mislukte pogingen gedaan Spinoza te karikaturiseren. In het kader van het Spinozajaar waren er toen maar liefst 3 Spinozologen uitgenodigd om de Spinoza-leerstoel te delen, en twee daarvan werden geïnterviewd voor Cimedart. Het portret van Herman de Dijn zorgde voor de nodige discussie op de burelen, omdat de interviewer er bezwaar tegen maakte dat zijn interviewee met een barokke schedel op het bureau werd afgebeeld. Een gekuiste versie verscheen uiteindelijk in Cimedart 37#2.
Het interview met Jonathan Israel (door mij en Liesbeth Beneder, om onverklaarbare reden niet downloadbaar op www.cimedart.nl) was ronduit een deceptie. De man is weliswaar uiterst attent en houdt galant elke deur open - vandaar deze wijze van afbeelden - maar bleek zich bij Verlichting weinig anders voor te stellen dan wetenschappelijk denken en een liberale politieke agenda. Verlichting als ex-post-begrip, Verlichting als intellectuele cultuur of way of life, Verlichting als Kollektivsingular - dat zei hem niets of weinig. Dat juist de Romantici dweepten met Spinoza en juist het Duits Idealisme hem gecanoniseerd heeft, lag gewoon aan een tendentieuze lezing, en het was belangrijk de Verlichtingsdenkers te blijven bestuderen want "the values of the Enlightenment are still worth fighting for".
maandag 26 januari 2009
Dansen of schaken?
Een vraag aan alle lezers
Lijkt taalvermogen meer op dansen of op schaken?
Zoals bekend is taalvermogen aan de ene kant een kwestie van strategisch handelen en de optimale zet kiezen, anderzijds een vermogen dat niet geheel transparant is voor de taalgebruiker. Spreken doe je met je hoofd en met je lichaam, met zwier en ritme maar ook met kennis van zaken. Welke van de twee metaforen zegt meer over hoe we met taal omgaan?
Originele reacties worden beloond.
Overigens: filosofen die van dansen houden, en mensen die geïnteresseerd zijn in de relatie tussen dansen en cognitie, moeten vooral eens langsgaan op de site van Ivar Hagendoorn.
Lijkt taalvermogen meer op dansen of op schaken?
Zoals bekend is taalvermogen aan de ene kant een kwestie van strategisch handelen en de optimale zet kiezen, anderzijds een vermogen dat niet geheel transparant is voor de taalgebruiker. Spreken doe je met je hoofd en met je lichaam, met zwier en ritme maar ook met kennis van zaken. Welke van de twee metaforen zegt meer over hoe we met taal omgaan?
Originele reacties worden beloond.
Overigens: filosofen die van dansen houden, en mensen die geïnteresseerd zijn in de relatie tussen dansen en cognitie, moeten vooral eens langsgaan op de site van Ivar Hagendoorn.
Otto's oto
(This one is for Adina Luncan, who was sitting in the same train as I reading the same two books, and who pointed my attention to Ernst Jandl and his poem Ottos mops. The effect of feeding nursery rhymes like these to Babelfish is really hilaric. I don't own a car and have no intention of buying one, but 'oto' was my first word.)
O
zo
trots
is
Otto
op zijn
oto.
Otto
klopt
op zijn
borst:
O!
wat
een mooie
oto
is mijn
oto.
Otto
droomt
dat ook
Oda
zegt:
O!
wat een mooie
oto,
Otto!
Zo groot
en zo
glanzend.
O
zo
trots
is
Otto
op zijn
oto.
Otto
klopt
op zijn
borst:
O!
wat
een mooie
oto
is mijn
oto.
Otto
droomt
dat ook
Oda
zegt:
O!
wat een mooie
oto,
Otto!
Zo groot
en zo
glanzend.
zaterdag 24 januari 2009
The role of ideals in reasoning (1)
Zoals iedereen weet ben ik bezig met een artikel over de rol van idealen in het redeneren. Welk artikel? Precies, dat Grote Ongeschreven Artikel over de rol van idealen in het redeneren. Hierbij een voorpublicatie.
Introduction
My claim in this article is quite simple. Ideals perform a constitutive role in reasoning. By ‘ideals’ I mean conceptions of how things should be, sometimes hard to articulate and even harder to substantiate. By ‘constitutive’ I mean that without such conceptions we are not really reasoning, but merely acting according to some rules or standards of reasoning – which is not the same. The ‘constitutive role’ is not meant in the sense of being there before we develop a faculty of reasoning, or performing a guiding role in the acquisition of a set of roles. The role they exercise is in the everyday uses of reason, making decisions, giving meaning.
The argument for this claim is as follows. Both in making decisions and giving meaning, we are performing motivated actions. The motivation, however, often leaves something to be desired. We are not able to fully explain why we did something, or what we mean by some expressions. Now this is not a sign of fallacious reasoning, but of the fact that reasons are underdetermined. They must be, because they are something we can disagree with. A law or a formula is not an argument. You can apply it or not. Of course, laws and formulas are immensely powerful tools for reasoning. But when employed as arguments, they merely function as discussion-stoppers. A formula is not an argument.
Motivations take into account two aspects of things: how things are and how things should be. A motivation that does not take into account how things are is plainly ineffective. But a motivation that leaves things as they are motivates nothing. A solid motivation, then, relies on a conception of how things should be, but one that is under constant scrutiny in view of the facts. Without this scrutiny, it declines into the kind of ‘if only’-reasoning that is often denounced as ‘idealism’. In so far as this is a label for defective reasoning, I agree with the diagnosis but disagree with the name.
The problem with ‘how things should be’ is that there is really no way to find out. (‘Things’ here is shorthand for life, reality, or any object intended in an action or expression.) As far as I’m concerned, it is okay to trace the origin of ideals in physical drives, empathic responses, and the spin-off from restless minds. They are certainly not ‘things’ in the sense of isolable objects; identifiable best, perhaps, by the words in which they are expressed. There is, then, no such thing as a ‘science of ideals’ but at best an analysis of how the terms that denote ideals are used and abused. Such an analysis will always be a scrutiny and often an unmasking; it comes closest to a ‘critique of ideology’ or the original meaning of idéologie.
Moreover, a conception of how things should be prompts the question of why things aren’t that way already. If sufficiently clear and coherent to be formulated, conceptions of how things should be will often demand something impossible. But this, again, is not a defect. Soyez réaliste, démandez l’impossible – the slogan of the soixante-huitards sums it up neatly. A proper motivation demands something that comes not of itself. ‘How things are’ can be a reason not to something, but not a sufficient reason to do something. One way of identifying the conceptions underlying these motivations as ideals is precisely that they are supererogatory. In that sense, every ideal demands too much.
Introduction
My claim in this article is quite simple. Ideals perform a constitutive role in reasoning. By ‘ideals’ I mean conceptions of how things should be, sometimes hard to articulate and even harder to substantiate. By ‘constitutive’ I mean that without such conceptions we are not really reasoning, but merely acting according to some rules or standards of reasoning – which is not the same. The ‘constitutive role’ is not meant in the sense of being there before we develop a faculty of reasoning, or performing a guiding role in the acquisition of a set of roles. The role they exercise is in the everyday uses of reason, making decisions, giving meaning.
The argument for this claim is as follows. Both in making decisions and giving meaning, we are performing motivated actions. The motivation, however, often leaves something to be desired. We are not able to fully explain why we did something, or what we mean by some expressions. Now this is not a sign of fallacious reasoning, but of the fact that reasons are underdetermined. They must be, because they are something we can disagree with. A law or a formula is not an argument. You can apply it or not. Of course, laws and formulas are immensely powerful tools for reasoning. But when employed as arguments, they merely function as discussion-stoppers. A formula is not an argument.
Motivations take into account two aspects of things: how things are and how things should be. A motivation that does not take into account how things are is plainly ineffective. But a motivation that leaves things as they are motivates nothing. A solid motivation, then, relies on a conception of how things should be, but one that is under constant scrutiny in view of the facts. Without this scrutiny, it declines into the kind of ‘if only’-reasoning that is often denounced as ‘idealism’. In so far as this is a label for defective reasoning, I agree with the diagnosis but disagree with the name.
The problem with ‘how things should be’ is that there is really no way to find out. (‘Things’ here is shorthand for life, reality, or any object intended in an action or expression.) As far as I’m concerned, it is okay to trace the origin of ideals in physical drives, empathic responses, and the spin-off from restless minds. They are certainly not ‘things’ in the sense of isolable objects; identifiable best, perhaps, by the words in which they are expressed. There is, then, no such thing as a ‘science of ideals’ but at best an analysis of how the terms that denote ideals are used and abused. Such an analysis will always be a scrutiny and often an unmasking; it comes closest to a ‘critique of ideology’ or the original meaning of idéologie.
Moreover, a conception of how things should be prompts the question of why things aren’t that way already. If sufficiently clear and coherent to be formulated, conceptions of how things should be will often demand something impossible. But this, again, is not a defect. Soyez réaliste, démandez l’impossible – the slogan of the soixante-huitards sums it up neatly. A proper motivation demands something that comes not of itself. ‘How things are’ can be a reason not to something, but not a sufficient reason to do something. One way of identifying the conceptions underlying these motivations as ideals is precisely that they are supererogatory. In that sense, every ideal demands too much.
donderdag 22 januari 2009
Johannes Calvijn
Persoonlijk ben ik niet heel geneigd om het Calvijnjaar te vieren. Ernst van den Hemel, een jonge filosoof aan de UvA, is bezig met een boek over Calvinisme en Politiek: tussen verzet en berusting, dat in mei verschijnt bij Uitgeverij Boom. (Die mensen op wiens filosofieblog ik actief ben als karikaturist.)
Niet ongrappig is dat Ernst de prent in kwestie gebruikt heeft als portret in zijn UvA-profiel.
maandag 19 januari 2009
Kreeften koken & met goblins gooien
Onder de stolp van de kreeft was het kokend heet
en de kreeft was klam van het zweet;
hij dacht: “wanneer ik denken kon,
zou ik denken: wat is dit wreed!”
En de Goth die met goblins gooit kwam omhoog
na vijftienhonderd jaar in het veen:
“als ik de goblin was die me in dit moeras
heeft gegooid, zou ik denken: wat ben ik gemeen!”
en de kreeft was klam van het zweet;
hij dacht: “wanneer ik denken kon,
zou ik denken: wat is dit wreed!”
En de Goth die met goblins gooit kwam omhoog
na vijftienhonderd jaar in het veen:
“als ik de goblin was die me in dit moeras
heeft gegooid, zou ik denken: wat ben ik gemeen!”
maandag 12 januari 2009
Kant en Hegel
In 2002 was ik in een berghut in de Dolomieten. Daar was ook een oudere, tanige bergwandelaar - in mijn herinnering had hij een baard, maar dat zal wel projectie zijn.
"Und was studiert ihr also?"
Het een en ander, en filosofie.
"Ah! Philosophie! Kennt ihr also auch den alten Kant?"
Immanuel Kant, ja, die kenden we wel.
"Und weisst ihr auch, was Grossvater Kant über Ethik gesagt hat?"
Jaja, dat je moet durven denken, en dat je vrij wordt door te gehoorzamen aan de jezelf opgelegde wetten van de rede.
"Aha! Aber das weiss ich leichter! De oude Kant heeft gezegd, er zijn twee dingen die mij achting inboezemen, der Himmel über mir, und das moralische Gesetz in mir." [slaat zich op de borst] "En als jullie vanavond nog naar buiten gaan, om naar de sterren te kijken, denk dan aan grootvader Kant, en wat hij over ethiek gezegd heeft."
Aardige man. Nooit meer gezien natuurlijk.
zondag 11 januari 2009
Drei Gebäuden (II)
voor Niels de Groot
Drei Gebäuden schreef ik in 2005 voor Niels de Groot's beeld-en-poëzie-project. Deel I, over de Romaanse kerk Santa Fosca op Torcello, laat ik achterwege. Deel II onstond tijdens de Gaudeamus Muziekweek van dat jaar, deel III een maand eerder in Berlijn.
II.
Nieuw (Muziekgebouw aan ’t IJ)
Er staat een groot kabinet op het water
daar wordt muziek
gemaakt in de zaal met het hout en
daarachter het licht en muziek wordt ook gemaakt
binnen in de zwarte kist met het podium voor de grote glazen
panoramawand
Il y a de musique là-bas elle fait grande ménage
Naast de kast is een trap
aan de andere kant van de grote
zaal is dezelfde trap dwars door de wand heen
helemaal naar beneden
Musik überstieg uns doch Baukunst ist groß
But when we were children
toen
was glas en beton nog onaangenaam
staal zelfs gevaarlijk
Geluid is muziek als het nergens toe dient
doet soms of het rustig
ligt maar springt dan plots uit stand en verslindt
felien wreed roofdier bedrieglijk zinloos verslindend
roofdier
Zwart is onverdraaglijk en klank
ein Gehirnfraß
C’est la musique savez-vous
elle est encore fort jeune
elle a des yeux sonores
Muziek beweegt en bouwkunst staat
maak daarom een gedicht dat past in vijf gram brein
en wees voorzichtig want
hier lopen de wilde beesten vrij rond
Ting ting ploem ploem
Er staat een grote glazen klankkast op het water.
Drei Gebäuden schreef ik in 2005 voor Niels de Groot's beeld-en-poëzie-project. Deel I, over de Romaanse kerk Santa Fosca op Torcello, laat ik achterwege. Deel II onstond tijdens de Gaudeamus Muziekweek van dat jaar, deel III een maand eerder in Berlijn.
II.
Nieuw (Muziekgebouw aan ’t IJ)
Er staat een groot kabinet op het water
daar wordt muziek
gemaakt in de zaal met het hout en
daarachter het licht en muziek wordt ook gemaakt
binnen in de zwarte kist met het podium voor de grote glazen
panoramawand
Il y a de musique là-bas elle fait grande ménage
Naast de kast is een trap
aan de andere kant van de grote
zaal is dezelfde trap dwars door de wand heen
helemaal naar beneden
Musik überstieg uns doch Baukunst ist groß
But when we were children
toen
was glas en beton nog onaangenaam
staal zelfs gevaarlijk
Geluid is muziek als het nergens toe dient
doet soms of het rustig
ligt maar springt dan plots uit stand en verslindt
felien wreed roofdier bedrieglijk zinloos verslindend
roofdier
Zwart is onverdraaglijk en klank
ein Gehirnfraß
C’est la musique savez-vous
elle est encore fort jeune
elle a des yeux sonores
Muziek beweegt en bouwkunst staat
maak daarom een gedicht dat past in vijf gram brein
en wees voorzichtig want
hier lopen de wilde beesten vrij rond
Ting ting ploem ploem
Er staat een grote glazen klankkast op het water.
Drei Gebäuden (III)
III.
Denkbeeldig (The double M)
De man die verf op linnen smeert
kan beter gek zijn want dan geeft de stank niet zo
en als de drank niet meer helpt komt gekte van pas
het werk is verder tamelijk saai en smerig
De grote tentoonstelling
opent zijn kaken. Hier sind Gemälden.
Kom kijken want de verf is droog.
De conciërge wiens buik uit zijn hemd hangt
kauwt het laatste sap uit de stomp van zijn tuitknak
spuugt in de asbak en snauwt wees welkom,
Klootzak wees welkom.
Het heet hier het huis met de dubbele M.
Treed binnen en kniel. Was je handen, ontbloot
je hoofd, veeg je poten
en gaap naar dat kutkunstwerk daar aan de muur.
Wir drehen hier heute abend ein Film.
Ist auch ein Kunstwerk. Der Film heißt
Coming of Age in the Double M.
Man schaut sich das leicht an genau so wie Gemälden.
A modern masterpiece is made of different paint
but still you can’t get the stink out.
Hij heeft de kunst bij de pik gepakt
en geknepen tot de tube leeg was
aan alle twintig tieten van de muze gelegen
tot melk over zijn toet liep
toen staken ze hem dood op het strand als ingepakt vlees
also male mir etwas wie Caravaggio
Tonight is the big night so come to the ball
waar de jazz-band speelt en
de nacht wordt een wereld die danst
in het huis met de dubbele M
als je komt
in de nacht
waar de bokkende jazz-band blaast en tettert en krijst de klank
weerkaatst langs de glazen wanden zegt
Tanz! Tanz! Danse sans cesse dans la nuit
als je komt
met een strik om je hals
for tonight is the big night so come to the ball.
Als je hier binnenkomt
wanneer de nacht valt met een strik om je hals
wordt alles opeens zo doorzichtig en
daarom heet dit het glazen tijdperk
want als je maar lang genoeg kijkt wordt alles transparant
en de stank went.
De nacht wordt een wereld die danst en
der Film fängt an!
Junge Leute seid lustig kommt alle ins Glashaus.
You are coming of age in the double M right now
en er hangt hier oude verf genoeg en de stank went
dus dans in de nacht mia cara
dus dans mia cara
dus
Tanz! Tanz!
Danse sans cesse dans la nuit!
De film begint. Der Film fängt an.
Please be silent and open your mouth.
Gaap, gaap, halve zool
naar dat kutkunstwerk daar aan de muur.
In the instant
when the camera-holding man presses light upon a film
les choses devient des oeuils.
Die Farben werden Augen
und schweigen.
maar als je verf op linnen smeert
begin met het haakje er hangt vanzelf iets aan.
woensdag 7 januari 2009
De ark van Darwin
Zoals bekend is 2009, naast het Calvijnjaar en het Europese Jaar van Creativiteit en Innovatie, vooral ook het jaar van Darwin. Tot dusverre heb ik niet kunnen achterhalen waar de legende vandaan komt over de aarde die rust op een schaal op de rug van een olifant op de rug van een schildpad. In elk geval valt het verhaal al aan te treffen in John Locke's An Essay Concerning Human Understanding (1690). Mijn favoriete formulering is nog altijd die van Clifford Geertz: "Ah, sahib, after that it is turtles all the way down!"
Graag verwijs ik ook naar de scriptie van Jan Wieland: Minimize Ad Hoc Turtles.
Abonneren op:
Posts (Atom)