...en mijn eerste politieke karikatuur.
Is er iemand die weet in hoeverre de rampspoed bij de Belastingdienst terug te voeren valt op zijn staatsscretariaat?
Bespiegelingen over taal, kunst en geschiedenis, recensies van avantgarde-muziek, tekst en beeld uit de eigen kweek en filosofie in vele vormen.
Dat verwijt raakt niet alleen het Concertgebouw. Het raakt ook avantgarde bijeenkomsten waarbij snobs met gesloten ogen het geluid ondergaan terwijl het hun oren beschadigt (ik heb er een stel meegemaakt). Of terwijl er per minuut een enkele toon valt of verschuift. Waarom zou je ergens naar toe gaan om stil te zitten en te luisteren? Van muziek die pijn doet aan je oren, zie ik sowieso het punt niet: doelbewust de pijngrens opzoeken onder het mom van 'esthetische verkenning' is geen vooruitstreven meer, maar masochistisch zelfverminken. Verstilde muziek daarentegen kan prachtig zijn, vooral als het geluid steeds weer uit andere hoeken komt. Maar als zulke desoriëntatie-effecten geen deel van het stuk zijn, kun je het beter van cd beluisteren. Dat doe ik bijvoorbeeld graag met opnames van de Barton Workshop, wiens concerten ik mijd uit angst me dood te vervelen. En bovendien heb je op cd een bonus-effect: als je niet weet of de cd al is afgelopen, en je oren spitst naar de omgevingsgeluiden om te horen of ze misschien nog uit je boxen komen.
De geïrriteerde Concertgebouwbezoeker zal wellicht vinden: als je er zo over denkt, blijf dan lekker thuis! Daar heeft de kunstminnaar gelijk in, hoewel met de juiste jongerenkorting het Concertgebouw goedkoper is dan een goede geluidsinstallatie. Maar jammer genoeg komt niet alles wat er gespeeld wordt, ook op internet, cd of radio. Dus als je wilt weten wat er te koop is, moet je wel. En om de irritatie nog wat op te voeren: neem altijd een goed boek mee, dat luistert een stuk prettiger dan onderdanig stilzitten.
"Das weiss ich doch nicht." Gadamer schrijft dat hij dat regelmatig aan studenten antwoordde. Ook dat kan natuurlijk een dooddoener zijn, maar volgens Josef Früchtl was Gadamer 'gar nicht pedantisch'. Ik ben het niet eens met H.-G.'s opvattingen over wetenschap en helemaal niet met zijn opvattingen over semantiek - beiden zijn volgens Gadamer vervat in een groter hermeneutisch 'gesprek met het zijn' - maar toegeven dat je iets niet weet dat relevant is voor je filosofische positie, in plaats van niet-weten als filosofische positie, is even belangrijk als moeilijk wanneer je als filosoof iets te melden wilt hebben. Het betekent dat je je rekenschap geeft van het belang van concrete kennis voor creatief denken, en dat je toegeeft als filosoof niet voor wetenschapper te kunnen spelen.
Ondanks zijn opvatting over het primaat (Vorrang) van de hermeneutiek, heeft Gadamer de verspreiding van de analytische filosofie in Duitsland eerder aangemoedigd dan tegengewerkt. Zoveel tolerantie voor andersdenkenden is nooit opgebracht door Rudolf Carnap. Toch is de Carnap die Wilfrid Sellars ten tonele voert in zijn 'Autobiographical Reflections' een voorbeeld van dezelfde 'way of not knowing'. Het stuk van Sellars begint zo:
One day in the late 1940s, Robert Turnbull and I drove to the Minneapolis airport to meet Rudolf Carnap, who was coming to speak to the graduate philosophy club and to visit his good friend Herbert Feigl. At the time, I was discussing his Logische Aufbau in my seminar in Philosophical Analysis, and we had scarcely settled in the car for the return journey when I began to bombard my captive audience with questions. I have long since forgotten the detail of what I was after, but I vividly remember that his first reaction was to expostulate, "But that book was written by my grandfather!"
(‘Autobiographical Reflections’ in Hector-Neri Castañeda (ed.) Action, Knowledge and Reality, Bobbs-Merrill, Indianapolis 1975)
Carnp bedoelde daarmee: dat heb ik twintig jaar geleden geschreven, dus dat is misschien niet achterhaald, maar ondertussen wel scherper gesteld. Waarom dan nog gewichtig doen over 'wat je nou echt bedoelde'? Op dit punt kunnen filosofen in elk geval een voorbeeld nemen aan fastsoenlijke wetenschappers: niet zozeer met de ontwikkeling van je eigen opvattingen bezig zijn, als met de groei van de totale massa kennis en inzicht. Maar ook beseffen dat daarmee het deel dat je weet van wat er te weten valt afneemt.
Dat noopt tot bescheidenheid, maar met de groei van wat er te weten valt wordt de bijdrage van filosofen niet minder belangrijk. Want iemand moet toch, in deze steeds onoverzichtelijker wordende massa van kennis en inzicht, proberen te bepalen wat er toe doet. Met het risico van betweten.
Ik heb deze post een beetje aangepast, omdat de dingen die ik er eerst in een optimistische bui op had gezet (die ik de avond ervoor gekrabbeld had in de pauze van Monday Match) me niet meer zo konden bekoren.
Een titel laten we ook maar achterwege. En nee, het gaat niet over enig bestaand persoon.
Hoorde je mij niet
oorverdovend luid mijn mond houden
terwijl jij stond te kletsen over je kinderwens?
Zag je me niet
nadrukkelijk nee knikken
of zo?
Barst dan maar open,
walvis,
boem.
Pas op daar komt
een kogel aangevlogen.
Misschien is het tijd om ergens anders te gaan staan.
Misschien is het tijd
om je hoofd een beetje scheef te houden,
zoals ik je ooit heb zien doen
in Berlijn in het voorjaar.
Pas op die man achter je
kan een terrorist zijn.
Loop eens door misschien ontploft hij.
Doe eens een stap opzij dan kun je zien
of hij je met de ogen volgt.
Als je nou nog niet begrijpt wat ik bedoel:
ik ga bij je weg, trut
en je had het kunnen zien aankomen.
Jacques Bos noemt het een erudiet en fraai geschreven stuk. Maar wordt het wel gerechtvaardigd door zijn conclusies?
"Inderdaad is mijn conclusie ook dat begrippen als Bildung van zichzelf niet veel betekenen en inherent vaag zijn. Maar..."
Jacques Bos is niet overtuigd. "Sta je niet eigenlijk dichter bij Gadamer dan bij Skinner?"
Josef Früchtl sluit zich daarbij aan: geeft Rorty niet ook een pleidooi voor 'creativity in reasoning'?
Michiel Leezenberg merkt zijdelings op dat hij zich niet kan vinden in de verwijzing naar zijn 'conflict view of language'.
Desondanks, witte rook: Floris wordt doctorandus Floris.
(En nog cum laude ook.)
Met dank aan Matthijs Ponte is de pdf nu ook hier te downloaden. Via UvA-DARE wordt aan een algemeen scriptiebestand gewerkt, maar ze beginnen met andere afdelingen.
Een bonte familie kortom. Er zijn onderscheiden in aan te brengen: Lodewijk van Deyssel onderscheidt de 'sobere dandy', die zijn talent en gevoeligheid verpakt, van de 'echte dandy' die volmaakt en toegewijd oppervlakkig is. Dat onderscheid gebruikt hij om ware dichters te onderscheiden van kunstelaars, ten bate van Stefan George en ten koste van Oscar Wilde. Het kan neutraler. Tegenover de sobere dandy kun je ook de exuberante stellen: er zijn enerzijds figuren die zich nadrukkelijk ingetogen kleden, goede stof strakke snit, zoals Beau Brummel, Aubrey Beardsley, Franz Kafka; en anderzijds figuren met groen haar, een kreeft als hond, grote zijden strikken, rode mantels etcetera, zoals Balzac, Baudelaire, Wilde.
(Beardsley, de magere teringlijer in driedelig grijs, ging ooit samen met de opgedirkte dikzak Wilde op vakantie. Natuurlijk konden ze elkaar niet uitstaan. In Ulysses wordt Buck ('fat') Mulligan op een soortgelijke manier tegengesteld aan Stephen Dedalus, met zijn latin quarter hat, 'a dark figure in mourning midst their gay attires'.)
Het woord 'dandy' heeft overigens niks te maken met dandelion (paardebloem) of met dinde (woerd). Volgens de OED is het 'a local Scottish dimunitive for Andrew', met de bijbetekenis van mafkees. Zo komt het voor in het soldatenliedjeYankee doodle dandy, waarmee de Amerikanen werden bespot door de Britten tijdens de onafhankelijkheidsoorlog:
"He stuck a feather in his cap
And called it macaroni!"
Dankzij Wikipedia valt die grap nog te begrijpen ook:
"Young men who had been to Italy on the Grand Tour adopted the Italian word maccherone — a boorish fool in Italian — and said that anything that was fashionable or à la mode was 'very macaroni'."
En met die geuzennaam verenigden ze zich in de Macaroni Club. Zuipend, gokkend, verwijfd en een buitenlands accent affecterend zijn ze de directe voorgangers van de 'archetypische' dandies uit de Regency. Anders dan de dandies droegen de macaronis nog wel pruiken, idioot hoge zelfs.
Over die eerste echte dandies valt ook niks beters te melden dan dat ze de kuitbroek hebben uitgevonden. In een tijdperk van revoluties en stoommachines verhieven zij nutteloosheid en arrogantie tot een vorm van protest tegen de tijdsgeest, maten zich een adellijk voorkomen aan maar bleven thuis tijdens de Napoleontische oorlogen (Brummel wilde zich niet eens laten legeren in het uiterst onhippe Manchester), roddelden, maakten schulden en eindigden doorgaans in de goot. Brummel stierf berooid in een gesticht.
Hun belangrijkste bijdrage is een voorbeeld om van af te wijken. In hun eigen tijd werd dat al gedaan door Disraeli, die tijdig fatsoenlijk werd en de politiek in ging, en Byron, die het avontuur opzocht en stierf aan overijverige aderlating in Mesolonghi. Maar je kunt je afvragen of ze daarmee 'dandyisme' een nieuwe invulling gegeven hebben. Dat er genoeg voorbeelden zijn van dandies in parliament en op de barricaden is nog geen reden om dandyisme serieus te nemen als vorm van maatschappelijk protest. Baudelaires handen ruiken in 1848 naar buskruit - eerder een vorm van radical chic. D'Annunzio verweeft dandyisme met een protofascistische persoonscultus - wat vooral duidt op de gevaarlijke inhoudsloosheid van 'politiek dandyisme'.
Je kunt dandyisme opvatten als een stijlfiguur, die zich leent voor verschillende boodschappen en voor onnozel maniërisme. In dat geval kun je ook dandies avant la lettre aanwijzen, zoals je El Greco de opa van het expressionisme kunt noemen en de toename van het aantal dissonanten kunt turfen in de muziek van de 19e eeuw. Een belangwekkender probleem lijkt me hier de relatie tussen the medium en the message. Stel ze aan elkaar gelijk en je komt weer bij Brummel terecht. Koppel ze los en je vraagt je af waarvoor dandyisme dan de geschikte stijlfiguur is.
Daarover later meer.
Dit alvast eerst: de verdediging is op donderdag 27 september, half 3, in de Vondelzaal van de UB, en iedereen die dit leest is uitgenodigd, hoewel er maar 25 mensen in die zaal kunnen. Laat je daar niet door weerhouden.
Vandaag heb ik dan eindelijk besloten dat het afgelopen moet zijn met het redigeren en op 'print' gedrukt. Nu ligt dus definitief vast:
- Dat redeneren een creatief proces is, en interpretatie een vorm van creatief redeneren;
- Dat redeneringen gemotiveerd zijn, en dat hierin idealen een constitutieve rol spelen;
- 'Constitutief' in de zin dat motivaties een opvatting van hoe dingen moeten zijn uitdragen, en ter discussie stellen;
- Dat Rorty en McDowell het begrip 'Bildung' misbruiken om de verwerving van taalvermogen voor te stellen als een natuurlijk proces van acculturatie;
- Dat taalvermogen inhoudt dat je je woorden weet te kiezen, en de betekenis van die woorden inzet is van voortdurende motivatie en conflict;
- Dat taal geen magie is;
- Dat de metahistorische theorieën van Gadamer, Koselleck, Rorty en White taal wel voorstellen als een vorm van magie, omdat ze geloven in deze of gene vorm van Grundsätzliche Metaphorik der Sprache, en de ideeëngeschiedenis voorstellen als een opeenvolging van metaforen;
- Dat dit voorbijgaat aan het feit dat woorden deel zijn van wat we doen;
- Dat 'Bildung' geen vrijbrief is om hogere waarheden of diepere betekenissen in de geschiedenis te lezen, maar wel interpretaties kan motiveren als vorm van creatief (kritisch) redeneren;
- Dat idealen per definitie vaag en omstreden zijn, zich eerder lenen voor ideologiekritiek dan voor inpassing in een 'theorie' over de rol van idealen in het redeneren; en dat ze niet los staan van wat we weten, maar door de werkelijkheid en de wetenschap achterhaald worden;
- Dat filosofen geen wetenschappertje moeten spelen, maar wel moeten weten wat er te weten valt, opdat ze beter idealen kunnen uitwerken;
- Dat ik dit vind.
Ik had graag ervoor gezorgd dat je mijn scriptie kon downloaden door op deze mooie voorplaat te klikken. Vervelend genoeg kun je met blogger geen bestanden beschikbaar maken, alleen links plaatsen naar sites waar je bestanden beschikbaar hebt gemaakt. Mensen die niet bij voorbaat overtuigd zijn van wat hierboven staat opgesomd zullen dus even moeten wachten tot het ding ook ergens anders staat, of een mailtje sturen, of naar de verdediging komen.
Nog maar eens:
Donderdag 27 september, half 3, Vondelzaal van de UB.